Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/26

Deze pagina is gevalideerd

— 2 —

Dat dit verschil inderdaad bestaat, weet ieder. Planten, die elders in het wild groeijen, kunnen hier niet dan met veel moeite en zorgen worden in het leven gehouden; en zoo omgekeerd planten, die hier welig tieren, worden elders niet aangetroffen, of leiden er een kommerlijk bestaan, indien zij er worden heengevoerd. Zoude het ook de bijzondere geaardheid van den grond zijn, waaraan dit moet worden toegeschreven?

Indien wij de dorre heidevelden, waar niets dan dennen, berken en eenige weinige andere gewassen hun karig onderhoud vinden, vergelijken met de vruchtbare beemden langs onze groote rivieren, met hunne welige gras- en graanvelden en vruchtbare boomgaarden, dan kunnen wij ons zeer gemakkelijk voorstellen, hoe belangrijk deze verschillende geaardheid van den bodem moet zijn voor de plant, die bestemd is een gedeelte van haar voedsel daaruit door hare wortelen op te nemen. Doch hoe gewigtig en onmiskenbaar de invloed des bodems ook zijn moge, zij is geenszins voldoende om rekenschap te geven van het onderscheid in den plantengroei, hetwelk iederen reiziger in het oog valt, wanneer hij zich van de evennachtslijn verwijdert of daartoe nadert.

Dit standvastig en algemeen verschil moet eene andere en wel eene algemeene oorzaak hebben; want dezelfde soorten van gronden worden op alle plekken van den aardbodem telkens weder aangetroffen, zonder daarom dezelfde of overeenkomstige planten te voeden. Deze algemeene oorzaak, die den belangrijksten invloed op den plantengroei uitoefent, is de warmte der omgevende lucht. Van haar is de groei der planten zóó zeer afhankelijk, dat men met tamelijke zekerheid vooruit bepalen kan, welke soorten van plantenvormen op dit of dat punt der aarde bij voorkeur zullen worden aangetroffen, mits men slechts bekend zij met den gemiddelden warmtegraad der lucht op dat punt.

Wanneer wij, voortgaande van den Noordpool naar de linie, naar de gemiddelde warmtegraden des jaars vragen, dan bevinden wij, dat b.v. aan het uiterste noordelijke punt van ons werelddeel, de Noordkaap, die gemiddelde warmtegraad nog niet 33° F. bedraagt, dat is, slechts even het vriespunt te boven gaat; te Stokholm is hij