Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/27

Deze pagina is gevalideerd

— 3 —

43°, bij ons te lande ongeveer 49°, in het zuiden van Frankrijk te Marseille 58°, te Gibraltar reeds 68°. Maar nog is men aldaar 250 uren gaans van den noordelijken keerkring verwijderd, en hoe meer men dezen nadert, hoe hooger de gemiddelde temperatuur stijgt. Dit stijgen gaat wel niet volkomen regelmatig, want op plaatsen, die op gelijke breedte liggen, is daarom de gemiddelde jaarlijksche warmte nog niet altijd volkomen dezelfde; doch deze verschillen zijn niet zoo groot, of wij kunnen ze voor ons tegenwoordig doel onopgemerkt laten. In de keerkringsgewesten zelve is de luchtwarmte over het algemeen het hoogst nabij de linie, en neemt naar weerszijden tusschen de beide keerkringen eenigzins af. Te Canton in China, dat even binnen den noordelijken keerkring gelegen is, bedraagt de gemiddelde temperatuur 73°; op de kust van Guinea, welke ongeveer 5° ten noorden der linie ligt, is zij 82°; te Batavia, dat nagenoeg evenveel ten zuiden daarvan gelegen is, bedraagt zij bijna even veel, namelijk ruim 80°.

Het onderscheid is derhalve belangrijk, indien wij een land als het onze met een keerkringsgewest vergelijken, ten opzigte der hoeveelheid warmte, die het in den loop van een jaar van de zon ontvangt; doch er is nog een ander punt dat hier in aanmerking komt, en waaraan de eigendommelijkheid van den plantengroei in de heete luchtstreek voor een groot gedeelte moet worden toegeschreven. In streken, die ver van de linie, hetzij zuid- of noordwaarts gelegen zijn, merkt men namelijk een belangrijk verschil op in den gemiddelden warmtegraad van de onderscheidene tijden des jaars. Te Stokholm b.v. bedraagt het verschil tusschen winter- en zomerwarmte niet minder dan 72°, bij ons te lande ongeveer 52°; in de keerkringsgewesten daarentegen is het zelden grooter dan 6° of 7°. Het is er nagenoeg het geheele jaar door even warm, en een stilstand in den plantengroei, zoo als in onze streken jaarlijks gedurende eenige maanden van het jaar plaats grijpt, is daar geheel onbekend. Wel verwelken er de bloemen, wel verdorren er de bladeren, doch op denzelfden tijd komen weder nieuwe te voorschijn, en de natuur vertoont zich altijd groen, altijd jeugdig.

Ik zal hier de overige bijzonderheden, welke de luchtgesteldheid