Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/290

Deze pagina is gevalideerd

— 266 —

of om den tak, en blijft zoo zonder eenige inspanning hangen. De buitengewone gespierdheid der pooten en de stevige wijze, waarop de gewrichten der teenen met elkander verbonden zijn, dragen er toe bij, dat het gewigt des ligchaams zonder vermoeijing door de ledematen gedragen wordt; terwijl de breedte van het bekken het dier veroorlooft zelfs zeer dikke takken met de korte achterpooten te omvatten. Wegens die stevige verbinding van de teenen met elkander zijn deze wel is waar onbewegelijk; maar de Aï behoeft ook niet te loopen, en evenmin iets aan te vatten. Wil hij de dunnere takken, waaraan de bladeren zitten, die zijn voedsel uitmaken, onder zijn bereik brengen, dan steekt hij een zijner lange voorpooten uit, en haalt die takken als met eene haak naar zich toe. Dat ook de naar binnen gekeerde rigting zijner voetzolen hem in de beschrevene houding even zoo veel gemak verschaffen moet, als zij hem bij het loopen op den grond hinderlijk is, zal wel geene verklaring noodig hebben. De lengte zijner voorpooten is hem niet alleen van dienst om zijn voedsel gemakkelijk te bereiken; zij komt hem ook zeer te stade, wanneer hij zich naar eene andere plaats begeven wil. Hij wordt daardoor in staat gesteld zijne klaauwen te slaan om takken, die zich op eenigen afstand van hem bevinden, waarna hij zijne geheele ligchaam met veel gemak daarnaar weet heen te trekken. Aldus van tak tot tak voortklimmende en voortslingerende, legt de Aï dikwijls aanmerkelijke afstanden af, zeker niet zoo vlug, als vele andere met hem op de boomen levende dieren dit doen, maar toch vlug genoeg, om dan althans den naam van Luijaard niet te verdienen.

Carlisle heeft in 1800 opmerkzaam gemaakt op eene opmerkenswaardige bijzonderheid in de takverdeeling van de bloedvaten der ledematen bij den Aï, van welke bijzonderheid echter eerst in 1848 door onze landgenooten de hoogleeraren schroeder van der kolk en w. vrolik eene juiste voorstelling gegeven is. Ik mag haar hier slechts aanduiden, zonder daaromtrent in bijzonderheden te treden, die alleen voor den in de ontleedkunde ingewijde verstaanbaar zouden zijn.—De slagaderen en aderen splitsen zich boven aan de pooten in een aantal takken, die met elkander