— 271 —
hij uitoefent op ons gevoel, onze verbeelding, gelijk elk verheven deel van het geschapene onze zinnen krachtig aandoet, onzen geest aangrijpt, onze verbeelding in gloed zet. Deze laatste wijze van beschouwing heeft zeker veel aantrekkelijks, maar zij behoort hier, wanneer wij het doel van dit Album in het oog houden, minder te huis; zij vordert bovendien eene hooggestemde dichterlijke verbeelding, bij uitnemendheid het vermogen, om zich sierlijk uit te drukken,—gaven, welke den steller dezes ten eenenmale ontbreken. De eerstgenoemde behandeling bezit bovendien meer duurzaams; het genot, dat zij schenkt, is niet voorbijgaand; zij is ook voor eene meer prozaïsche beschrijving geschikt, is hier niet misplaatst en zal derhalve in dit stuk gevolgd worden.
De zee!—Dit woord stelt ons die onmetelijke massa vocht voor den geest, die altijd rustelooze stof, die, wel is waar, nu en dan den sterveling met schrik en ontzetting, met heilige vreeze voor den Vader der natuur vervult, wanneer zij, door andere natuurkrachten aangedreven, dijken en dammen vernielt, in strijd met de onderhoudende werking der natuur, geheele landstreken verwoest, en duizende levens vernietigt, maar ook eenen heilzamen invloed uitoefent op de in stand houding van het geschapene, op de beschaving der verschillende menschenstammen, die de aarde bevolken; die de redelijke schepselen, over de geheele aarde verspreid, nader tot elkander brengt, en alzoo den band vernaauwt, welke eenmaal het geheele menschengeslacht aan elkander zal snoeren; die het middel uitmaakt, waardoor men tot eene meer juiste kennis van de gedaante der aarde en de gesteldheid harer oppervlakte is geraakt, en waardoor nog voortdurend die kennis zal kunnen toenemen; het middel, waardoor de sterrekunde meer en meer is volmaakt en schier alle natuurkundige wetenschappen aanmerkelijk zijn uitgebreid, nadat columbus het eenmaal had gewaagd, in de onbekende gewesten door te dringen, en de grenzen des oceaans ruim vijf malen verder uit te leggen dan die, waarin men hem in zijn tijd beperken wilde; het middel eindelijk, om onzen dorst naar kennis levendig te houden.
Wij zeiden in den aanvang dat deze belangrijke waterzee zooveel