Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/316

Deze pagina is gevalideerd

— 292 —

van de aard- en luchtplanten. De stoffen, tot de inademing der planten door hare oppervlakte noodig, moeten zij door tusschenkomst van en uit het water opnemen, terwijl andere planten die onmiddelijk ontleenen aan de lucht. Poriën[1] zijn er op de deelen die onder water zijn niet aanwezig, en daar deze met de werking der ademhaling zoo naauw te zamen hangen, zoo schijnt het als of ook die verrigting van het planten-leven in waterplanten anders moet zijn. Zij blijven voor een groot deel onder het water, gedurende haar geheele leven; maar andere deelen daarentegen vertoonen zich op de oppervlakte des waters. Bepaaldelijk geldt zulks van de bladeren, en het verdient voorzeker opmerking, dat, terwijl bij andere, in de lucht groeijende planten, de poriën zich hoofdzakelijk over de ondervlakte der bladeren bevinden, deze daarentegen bij de waterplanten alleen aan de bovenvlakte, dat is op de aan de inwerking der lucht blootgestelde oppervlakte, worden gevonden. Zij zijn innerlijk voorzien van een aantal grootere en kleinere holten; deze holten, alzoo niet met vaste plantenstof maar met lucht gevuld, maken dat die deelen ligter zijn dan het water, waarin zij ontstaan, en zij moeten derhalve door hare verminderde soortelijke zwaarte naar de oppervlakte worden gedreven. Om vele andere redenen is dit noodzakelijk, maar vooral wordt dit voor de vruchtzetting vereischt. De bloemen moeten, in de meeste waterplanten, zich daartoe boven het water bevinden; zij openen zich veelal eerst dan, wanneer de stelen zóó lang zijn geworden, dat zij, met hare bloemen, boven het water uitsteken. Indien zij zich vroeger (namelijk onder de oppervlakte van het water) openden, zou het fijne stof of poeder, dat in de bloemen de aanleiding geeft tot de vruchtzetting, door het water worden weggespoeld, en er zouden geene zaden worden voortgebragt; de soort kon alzoo gevaar loopen verloren te gaan. Echter zijn er waterplanten, wier bloemen nimmer de oppervlakte bereiken; maar bij dezen heeft de natuur op eene andere wijze gezorgd. De vruchtzetting namelijk, geschiedt in die planten reeds vóór dat de bloemknoppen zich openen, en heeft


  1. Afgeb. op bladz. 38 van dit Album.