Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/340

Deze pagina is gevalideerd

— 316 —

de vrouw van Vishnu, op een troon van Lotus.

Kwam-won.

Een Lotusstengel aan hare linkerzijde omhoog opschietende, slingert zich heen om den bovenarm, met nog niet geheel geopende bloemen. Bijna alle beelden eindelijk staan op een voetstuk of een troon van Lotus. Het beeldje, waarvan wij hier eene voorstelling herhalen, is ontleend aan den Nippon. Het stelt voor het afbeeldsel van Kwan-won uit een Buddhistischen tempel op Japan, en is de personificatie van eenen bespiegelenden geest. Hij staat op een voetstuk van Lotus, is met Lotus gekroond en het geheele beeld is met een krans van Lotus omgeven.

Men zegt, dat deze bloemen in sommige deelen van Indië worden aangetroffen met eene blaauwe kleur, in andere gedeelten (bepaaldelijk in de zuidelijke) met eene witte of roode. De fabel verhaalt, dat zij laatstgenoemde kleur zouden hebben verkregen door dat zij zijn gekleurd met het bloed van de Godheid Siva, nadat deze was gewond met een pijl door Kamadeva. De Godheid Lakshmi wordt de "geborene uit den Lotus" genoemd, als zijnde uit deze bloem voortgebragt door den Oceaan. Hare eigenschap om zich te openen en te sluiten, en hare prachtige en schitterende kleuren, geven aanleiding tot eene ontelbare verscheidenheid van beelden bij de Hindusche dichters. Zij is voor dezen, wat de roos in hare liefelijke verscheidenheden is voor de Perzianen. De Lotus, die op het water drijft, is het zinnebeeld van de Wereld. Hij is de verblijfplaats der Goden, het symbool van vrouwelijke schoon-