— 333 —
zij hier in 't voorbijgaan aangemerkt,—ten hoogste bemoeijelijkt door het groot verschil tusschen de opgaven der mesmeristen, die, ofschoon met elkander overeenstemmende in de hoofdtrekken van het beeld, dat zij van dien toestand schilderen, toch zeer van elkander afwijken ten aanzien der bijzonderheden,—van het meer of minder dikwijls voorkomen van deze en gene verschijnselen,—van de orde, waarin zij elkander opvolgen,—en wat dies meer zij.
Hebben mijne lezers mij tot dusverre wel willen volgen, ik hoop, dat zij mij ook thans hunne aandacht zullen blijven schenken, nu ik er toe overga om eenige ophelderingen te geven ten aanzien der beschrevene toestanden.
Laat ons eenen aanvang maken met de verschijnselen in den wakenden toestand, en wel bepaaldelijk met de zoogenaamde electrobiologische verschijnselen.
Dat deze werkelijk op de beschrevene wijze kunnen te voorschijn worden gebragt, daaraan kan redelijkerwijze niet getwijfeld worden. Wel meen ik te hebben opgemerkt, dat enkele aan de electro-biologische bewerking onderworpene personen, die er vermaak in begonnen te scheppen de voorwerpen der algemeene attentie te zijn, de zaak wel eens wat overdreven, en hun best deden zich naar de wenschen des bewerkers te schikken. Maar mogt ik mij hierin ook al niet bedrogen hebben,—hetgeen toch zeer mogelijk is,—dan neemt dit niet weg, dat het overgroot aantal van boven alle verdenking verhevene personen, op welke die bewerking met den best mogelijken uitslag toegepast is, als een zekere waarborg voor de waarheid der genoemde verschijnselen mag worden aangemerkt. De bedenking, die ik eens in vollen ernst heb hooren maken, dat die personen zelve de voorwerpen van misleiding konden geweest zijn, —eene bedenking, die wij later zelve tegen eene andere klasse van verschijnselen rigten zullen,—is hier niet dan onzin; want nemen wij die misleiding aan, dan erkennen wij ook de echtheid der geheele zaak, daar juist in die misleiding het wezen der electrobiologische verschijnselen gelegen is.—Trouwens het komt mij