— 336 —
die uitwendige indrukken niet met hevigheid of op ongewone wijze op de zintuigen inwerken. Tegelijk rust ook ons denkvermogen; het houdt wel is waar niet geheel op met werken, maar het is, als ik het zoo uitdrukken mag, meer lijdelijk geworden, en mist het vermogen van oorspronkelijke voortbrenging. In dien toestand nu heeft de altijd werkzame verbeelding vrij spel, en voert heerschappij over de rede; zij roept uit den voorraad van denkbeelden, die het geheugen heeft opgezameld, voorstellingen te voorschijn, die door de ziel al dadelijk voor waar worden aangenomen. Die voorstellingen roepen weder andere te voorschijn, welke met haar op de eene of andere wijze verwant zijn; het denkvermogen, ontbloot van zelfstandig voortbrengende werkzaamheid, doet hier niets, dan die dikwijls zeer ongelijksoortige denkbeelden tot één geheel zamen te voegen, waardoor dan vaak de zonderlingste verbindingen ontstaan. Dit is droomen,—een toestand, die naar alle waarschijnlijkheid altijd bij ons aanwezig is wanneer wij slapen, al is het, dat wij ons bij het ontwaken niet kunnen herinneren gedroomd te hebben. Bekend is het toch, dat juist die droomen, waarbij anderen ons in den slaap hooren spreken, en waarbij dus de daadzaak, dat wij droomden, volstrekt geen twijfel lijdt, diegenen zijn, waarvan wij ons meestal niets herinneren.
Ik zeide, dat de vatbaarheid der zintuigen voor uitwendige indrukken gedurende den slaap wel verminderd, maar niet vernietigd was. Daarin ligt de reden, dat uitwendige indrukken dikwijls in staat zijn overeenkomstige denkbeelden bij den droomenden op te wekken. Wordt er in zijne nabijheid gezongen, dan zal hij zich misschien in eene concertzaal verplaatst wanen, of droomen, dat hij zelf zingt. Ligt hij aan togt blootgesteld, hij zal droomen dat het winter is, dat het vriest en sneeuwt enz. Zoo kan men hem door aan zijn oor te fluisteren denkbeelden bijbrengen en opdringen en zelfs met hem een gesprek voeren. Tot voorbeeld diene, onder meer anderen, een door Dr. abercrombie medegedeeld geval van eenen officier, met wien zijne kameraden, terwijl hij sliep, een gesprek konden houden, wien zij den geheelen loop van een duel konden doen doordroomen, die door hen in den waan kon