— 354 —
tuigen, noch ook van dat zien door ondoorschijnende voorwerpen heen! Want hoedanig zijn de verhalen, die men er van geboekt vindt? Sommige berusten alleen op het niets afdoende getuigenis van eenen magnetiseur; bij andere blijkt het duidelijk, dat het den waarnemer geheel aan de noodige kennis en geschiktheid ontbrak, om wél te kunnen waarnemen, of dat hij reeds a priori hoog met de zaak was ingenomen en tot een koel en bedaard onderzoek volstrekt onbekwaam was; dáár blijkt het weder niet, of er wel iets gedaan is om bedrog te verhoeden; elders zijn de ten dien einde genomene maatregelen onvoldoende; zelfs zijn er een aantal waarnemingen openbaar gemaakt, waar het bedrog zoo in het oog valt, dat men zich niet genoeg verwonderen kan, hoe het mogelijk is geweest, dat mannen met een goed ontwikkeld verstand en van onbetwistbare bekwaamheid zich op eene zoo lompe wijze om den tuin hebben laten leiden. En bijna overal faalt het aan een wetenschappelijk, omstandig, tot in de allerkleinste bijzonderheden afdalend verslag van het gebeurde, zooals hier tot eene regte beoordeeling geheel onmisbaar is. Er is geen geval geboekt, of er hapert iets aan, wat tot deszelfs geloofwaardigheid een volstrekt vereischte is.—Met de verhalen van beroemde somnambules en clairvoyantes, die van mond tot mond gaan en door het algemeen gretig opgevangen en vaak geloofd worden, is het dikwijls nog erger gesteld. Men hoort de wonderlijkste geschiedenissen op eene zoo stellige wijze verzekeren, dat het geven van eenig blijk van ongeloof bijna eene beleediging wordt. En wanneer men daarna in de gelegenheid komt om de gansche toedragt der zaak te vernemen en kennis te verkrijgen van alle omstandigheden der gebeurtenis, dan bekomt alles straks eene geheel andere gedaante, en het met den grootsten ophef verkondigde wonder komt op niets neêr. Wil men zelf proeven nemen, dan stuit men veelal op den onwil der magnetiseurs en der somnambules, die verbazend scherpzinnig zijn in het vinden van voorwendsels om zich van een ongeloovigen en lastigen onderzoeker te ontslaan; men mag, zoo spreken zij, eene zoo ernstige zaak niet ter voldoening aan eene ijdele nieuwsgierigheid misbruiken; de fijngevoelige somnambule kan het niet verdragen, dat men