Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/404

Deze pagina is gevalideerd

— 380 —

visschen spoorloos zouden verdwenen zijn. Doch niet enkel zoetwatervisschen, maar ook sommige zeevisschen, die, gelijk de zalm en de elft, op zekere tijden de rivieren opzwemmen om hunne kuit te schieten, kunnen op gelijke wijze worden voortgeteeld. leder weet hoe aanzienlijk het getal dezer visschen is, dat nog jaarlijks op de Maas en de Lek gevangen wordt. En toch is het zeker, dat dit getal, in verhouding tot hetgeen het eenmaal geweest is, zeer is verminderd. Te Dordrecht maakten vroeger de dienstboden, eer zij zich verhuurden, het beding, dat zij niet meer dan tweemaal 's weeks roode visch zouden behoeven te eten (zie beverwijk, Beschrijving van Dordrecht, Kap. VIII, bl. 123). Hetzelfde verhaalt men van Gorinchem en Schoonhoven. Ook is deze vermindering, bij de wijze, waarop de zalmvangst geschiedt, geenszins te verwonderen, en men mag het zelfs als waarschijnlijk stellen, dat hun aantal nog gestadig af zal nemen, daar, ten gevolge der snellere middelen van vervoer, zalmen en elften tegenwoordig veel verder verzonden worden dan vroeger, iets waardoor zij in waarde stijgen, en de prikkel, om hen te vangen, dus noodzakelijk grooter wordt.—In het algemeen laat zich met grond beweren, dat, ook zelfs, wanneer dit laatste niet het geval ware, en dus de hoeveelheid visschen, die ieder jaar gevangen worden, eenige jaren achtereen volkomen dezelfde bleef, er toch nog eene trapsgewijze vermindering in hun aantal te verwachten zijn zoude. Want om niet te spreken van vele andere hinderpalen en belemmeringen, waardoor de voortgang der industrie de bevolking onzer wateren dunt, wil ik alleen gewag maken van de stoomvaart op de rivieren. Gewoonlijk verklaren de visschers, die hunne vangst hebben zien verminderen, sedert deze door stoombooten worden bevaren, dit verschijnsel door te zeggen, dat het geklater en de beweging die de raderen in het water te weeg brengen, de visschen verschrikt. Maar de oorzaak ligt dieper. De oevers namelijk, waar de visschen in het daar groeijende riet hunne kuit schieten, worden door den golfslag, dien de raderen der stoombooten voortbrengen, om zoo te zeggen, schoon geveegd, en millioenen eijeren, die elk een vischje zouden hebben opgeleverd, wanneer zij rustig waren gebleven, worden op die wijze