— 18 —
er hunne vaartuigen van; de mast, de zeilen, het touwwerk worden door denzelfden boom geleverd, en ten slotte bevrachten zij hun vaartuig met de vruchten van de plant, waaruit het geheel is zamengesteld. "Een bewoner dezer streken," zegt een reiziger, "die acht of tien kokosboomen rondom zijne woning heeft geplant, heeft voor zijn huisgezin even veel gedaan, als in Europa een huisvader, die gedurende zijn geheele leven gezwoegd en gewerkt heeft om de zijnen te onderhouden, en aan zijne erven nog een' goeden stuiver gelds nalaat."
Behalve deze planten, die voor de bewoners dier gewesten van zulk een groot belang zijn, zijn er nog een aanzienlijk aantal andere, wier voortbrengselen niet alleen op de plaats zelve worden gebruikt, maar die tevens hoogst gewigtige voorwerpen van uitvoer en handel zijn. Het zal naauwlijks noodig zijn, dat ik hier de Koffij, de Suiker, de Sago, velerlei specerijen en geneesmiddelen noem. De meeste dier handelsartikelen worden, zoo als elk weet, in het groot gekweekt; want hoe mild de natuur ook zij, zij is den Europeaan, die zich in die oorden gevestigd heeft, niet mild genoeg. Met overdaad heeft zij in de eerste levensbehoeften voorzien; de inlander, die de verfijningen der weelde nog niet kent, vindt, schier zonder eenige moeite, alles wat vereischt wordt om in zijne nooddruft te voorzien, en, zoo hij al eenigen arbeid moet verrigten, dan is die arbeid in een klimaat, waar in sommige gedeelten, zoo als op de Philippijnsche eilanden, vier oogsten in één jaar vallen, zeer gering in vergelijking van dien, waartoe onze landbouwers veroordeeld zijn.
Doch daar verschijnt de Europeaan, aan wiens verfijnde zinnen het volop genieten der eigenlijke levensbehoeften en niets meer, een volstrekt gebrek van het noodige toeschijnt! Hij ontgint den grond, welke vroeger slechts onder de heerschappij der natuur stond. Hij dwingt hem te voorzien in velerlei behoeften, die hij zich zelven geschapen heeft; en zijne stoute pogingen worden rijkelijk door die natuur beloond, welke zich gewillig naar zijne wenschen voegt.
Maar, denkt men welligt, hij moge in die streken eenen overvloed van nuttige en aangename plantenvoortbrengselen vinden, vele die hij hier achterliet, en die ook geenszins te verachten zijn, onze malsche groenten, ons ooft, onze druiven en andere vruchten moet hij