— 34 —
vuldigst voorkomen. Dat zij ook in de landen, die tusschen de keerkringen gelegen zijn, niet geheel ontbreken, en daar soms zelfs eene hevigheid bezitten, welke in onze luchtstreek zelden wordt waargenomen, hiervan zullen zoo dadelijk eenige bewijzen worden medegedeeld. Het is intusschen ligtelijk te begrijpen dat, wanneer de in de wolken gevormde hagelsteenen niet bijzonder groot zijn, zij dan in de heete lucht der keerkringslanden smelten, alvorens de oppervlakte des bodems te bereiken; iets dat men trouwens ook dikwerf in de gelegenheid is hier te lande waar te nemen, en waardoor dan die buitengewoon groote regendroppelen ontstaan, die niet zelden de eigenlijke hagelsteenen voorafgaan, welke eerst dan als ijs nedervallen, nadat de lucht genoegzaam is afgekoeld.
Een zware hagelbui is inderdaad een der geweldigste natuurtooneelen. Het gekletter en geraas door de nedervallende en onderling botsende steenen veroorzaakt, de duistere hemel, waaraan de wolken in tegengestelde rigtingen door den vaak hevigen wind worden voortgezweept en als tegen elkander opgestuwd, de bliksemschichten, die daaruit te voorschijn schieten, en snel opgevolgd worden door de ratelende donderslagen, wier gerommel voor eenige oogenblikken het geknetter des hagels verdooft, dat alles is wel geschikt om den aanschouwer met eene angstige bewondering te vervullen, welke in bange vrees overgaat, wanneer die aanschouwer tevens eigenaar is van in den omtrek te velde staande gewassen, wier teedere vruchten en bladeren tegen zulk een geweld niet bestand zijn, en hij zoo in weinige minuten tijds zijne nog pas gekoesterde hoop op eenen rijken oogst in rook ziet vervliegen.
Gelukkiglijk voor het menschdom is echter geen weêrverschijnsel zoo plaatselijk als de hagel. Zeer dikwerf bepaalt zich eene hagelbui tot eenen zeer beperkten omtrek, en, bij de gemakkelijke middelen van vervoer, die thans allerwege bestaan, wordt ligtelijk in de behoefte door aanvoer van naburige plaatsen voorzien, zoodat de prijs der wezenlijkste levensbehoeften daardoor slechts weinig stijgt. Hoogst zelden toch heeft eene hagelbui eene zoo groote uitgebreidheid als die, welke den 13den Julij 1788, na in het Zuiden van Frankrijk