Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/470

Deze pagina is gevalideerd

— 52 —

delijk de hooge streken van onzen dampkring, waar de temperatuur ver beneden het vriespunt is, dan bevriezen de intusschen daaruit nedergeslagen dampen, en er ontstaan ijskristalletjes, die echter aanvankelijk zoo klein zijn, dat zij blijven zweven en door den opstijgenden luchtstroom als gedragen worden.

In dien toestand nu blijven deze ijswolken in de meeste gevallen. Doch indien de opstijgende luchtstroom aanhoudt en met dezen gestadig nieuwe waterdamp wordt aangevoerd, dan geschiedt wat bij kristalvorming in het algemeen altijd plaats grijpt. Elk kristalletje wordt dan een middelpunt waarom zich andere kristalletjes afzetten. twee kristalgroepjesZoo ontstaan kristalgroepjes, die al grooter en grooter worden, tot zij eindelijk zoo zwaar zijn, dat zij naar beneden vallen. In den winter, wanneer die ijswolken veel lager hangen, vallen die kristalgroepjes als sneeuw neder. In den zomer sneeuwt het alleen in de koude hooge luchtlagen, en komt de sneeuw alleen tot ons als kernen van hagelkorrels, nadat die sneeuwkernen, door van buiten daarom afgezette ijslagen, voor eene te snelle smelting beveiligd zijn.

Het is duidelijk, dat die lagen, welke uit vast ijs bestaan, zich op een lager punt des dampkrings en wel in de dampwolk gevormd hebben. De wijze, hoe deze laatste ontstaan is, kan op verschillende manieren worden verklaard, en waarschijnlijk is haar oorsprong ook niet altijd dezelfde. Zij moet reeds ontstaan, zoodra de hoogere ijswolk eene aanzienlijke dikte verkregen heeft, omdat daardoor, vooral ten gevolge der uitstraling in de ruimte, ook de zich daaronder bevindende lucht sterk wordt afgekoeld, en de daarin opgeloste waterdamp zich dus moet nederslaan; maar ook koude luchtstroomen, die zich met de warmere vermengen, kunnen hier het hunne aan toebrengen. Dat zij het echter niet alleen zijn, welke het verschijnsel der hagelvorming te weeg brengen, gelijk door sommigen (olmstedt, schwaab) is aangenomen, bewijzen de straks vermelde gevallen van zware hagelbuijen tusschen de keerkringen. Hoe dit zij, het kan niet anders, of de reeds vooraf