Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/472

Deze pagina is gevalideerd

— 54 —

afgekoeld, slechts eene betrekkelijk geringe hoeveelheid waterdamp tot ijs kan verdigten, omdat bij die verdigting zooveel warmte vrij wordt, dat daardoor de oorspronkelijke ijsmassa zelve wordt verwarmd tot eenen graad, die eene verdere ijsvorming onmogelijk maakt. Deze zwarigheid is dan ook door allen meer of min gevoeld, die over de hagelvorming gedacht en geschreven hebben, en velerlei vooronderstellingen zijn uitgedacht, om rekenschap te geven van de groote en blijvende koude, die noodig is, om de oorspronkelijke sneeuwkerntjes met eene tamelijk dikke ijslaag te omgeven.

Ik zal hier in geene nadere ontwikkeling treden van deze vooronderstellingen, waarvan vele reeds, als geen den minsten grond hebbende, verworpen zijn. Evenmin zal ik op eene uitvoerige wijze zelf deze zwarigheid trachten op te lossen, of althans te verminderen. Alleenlijk doe ik hier opmerken, dat,—sedert wij door de merkwaardige reis van bixio en barral weten, dat in eene ijswolk, waar nog geen hagelvorming bestond, de temperatuur, op eenen hoogteafstand van slechts 700 ellen, van —10° C. tot bijna —40° C. daalde, terwijl daarboven nog ijswolken zweefden, die derhalve hoogstwaarschijnlijk nog veel kouder waren,—het geoorloofd is ons de kernen der hagelkorrels, tijdens hun eerste ontstaan, zoo koud te denken, dat daardoor de verdigting van eene vrij dikke ijslaag mogelijk wordt, te meer dewijl ook, gelijk wij zagen, de bovenste gedeelten van de dampwolk reeds beneden het vriespunt zijn afgekoeld.

Voor de vorming van kleine hagelkorrels schijnt mij de zwarigheid op die wijze opgeheven,—en de zeer groote ontstaan, op de reeds vroeger beschreven wijze (bl. 43), door de vereeniging van meerdere kleinere.

Mogt echter iemand van oordeel zijn,—en ik stem het hem gaarne toe,—dat daardoor toch bezwaarlijk de vorming van enkelvoudige hagelsteenen van 20 strepen in doormeter kan verklaard worden, wegens de kleinheid van den kern in verhouding tot de omringende ijsmassa,—welaan, hij wage met mij eene gissing, wel stout, maar toch niet al te stout, namelijk dat de ontbonden warmte onder den vorm van elektriciteit vrij wordt. Sedert de ontdekkin-