Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/478

Deze pagina is gevalideerd

— 60 —

In ons vaderland komt eene vlindersoort voor, waarvan de wijfjes ongevleugelde wormen schijnen te zijn, terwijl de mannetjes, gevleugeld, zeer snel rond vliegen.

Gevleugelde en ongevleugelde vlinder

Deze is de Bombyx Orgya antiqua, de Witvlak-vlinder, bij sepp. II Deel. Tab. XXIII. Waarom heeft de natuur aan het mannetje vleugels geschonken, terwijl het wijfje, geheel daarvan ontbloot, met moeite zich verplaatsen kan? Het is om aan de wet der natuur te kunnen gehoorzamen: de instandhouding en voortplanting van het geslacht. Hierin is niets geheimzinnigs en onverklaarbaars gelegen, maar wel in de wijze, hoe aan deze wet gevolg wordt gegeven. Ten bewijze kan het volgende dienen.

Eenmaal vond ik in een bosch zulk een wijfje ongepaard tegen eenen boomstam. Van mijne wandeling te huis komende, plaatste ik het insect op eene tafel, en schoof het raam van het vertrek op; er verliep geen half uur, of een mannetje vloog naar binnen, de zoldering rond, en eindigde met te paren; het trachtte het wijfje mede te voeren, dat echter slechts tot op eenen geringen afstand gelukte.—Hoe had dit mannetje den weg tot het wijfje gevonden?

Vertoont zich dit verschijnsel bij deze vlindersoort, hetzelfde wordt bij andere soorten waargenomen, waarvan de beide kunnen gevleugeld, doch de vrouwelijke zeer traag en log zijn. Men behoeft slechts een ongepaard wijfje van de schadelijke boom-rups, Bombyx Leparis dispar, de Resch-vlinder bij sepp. III Deel. Tab. II, in eene kamer neer te zetten, en in een korten tijd zal het vertrek vervuld zijn met mannetjes, welke om strijd het wijfje trachten te naderen.

In eenen nog hoogeren graad is deze eigenschap waargenomen door eene mijner bloedverwanten, die in vroegere jaren vermaak schepte, om de gedaanteverwisseling van de rups tot den vlinder gade te slaan, en te gelijk hare verzameling van vlinders te vermeerderen. Zij had namelijk in een vertrek onder eene stolp van gaas een popje van een wijfje van Bombyx Gastropacha quercus, de Hage-