— 72 —
bootsen. De stoffen, welke tot deze versteeningen hebben gediend, zijn vooral kiezelzuur, kalkaarde, de laatste vaak verbonden met koolzuur en zwavelzuur, —voorts ijzerverbindingen, inzonderheid zwavel-ijzer. Tot de meest gewone versteeningen behooren echter de kiezelversteeningen, van hout niet alleen, maar ook van vruchten, kruidachtige deelen en wortels, maar de laatste zeldzamer. Het kiezelzuur, hetwelk in water (tot 1⁄100 van zijn gewigt) opgelost is, dringt niet alleen door de wanden der cellen en vaten, maar vervult zelfs alle holten, totdat eindelijk de geheele massa gelijkmatig wordt doordrongen. De versteening schijnt van buiten naar binnen zich voort te zetten, de kleur der plantenmassa verandert en blijft slechts zeldzaam haren natuurlijken staat behouden; loogen en aardsoorten moeten daarbij afgevoerd worden. In de spiralen en cellen bleef niet zelden lucht; harsen bleven somwijlen onopgelost, en in eenige stammen is het merg nog met zetmeelkorrels gevuld. Het onderzoek met het mikroskoop heeft ons geleerd, dat het vlies der blaasjes, waaruit de planten bestaan, door den tijd eene verdikking ondergaat, terwijl er in het inwendige tegen dat vlies zich eene stof afzet, die wij houtstof of verdikkingslaag (incrusterende lagen) noemen, welke laag of verdikking veel minder weêrstand biedt aan de ontbindende of oplossende eigenschap van water en andere stoften, dan het eigenlijke vlies der cellen. Hetzelfde heeft plaats in de fossiele planten.
Kruidachtige of weekere plantendeelen hebben zich slechts zeldzaam, en dit vooral dan goed gehouden, wanneer zij aan den invloed van aan kiezelzuur zeer rijk water zijn blootgesteld geweest. De kiezelversteeningen zijn intusschen zeer verschillend en komen voor, nu eens als hoornsteen[1], dan weder als agaat, of als opaal. Kalkversteeningen zijn zeldzamer, en vooral die van koolzuren en zwavelzuren kalk (gyps). In deze is de plantenstructuur dikwijls veel beter bewaard gebleven dan in de kiezelversteeningen, omdat, bij die soort van versteening, de steenwording veel schielijker voortgaat. In ijzer verhard en door dit metaal doordrongen treft men hout, vruchten, teedere plantendeelen aan. Stelt men die, gelijk ook de versteeningen
- ↑ Eene quarzachtige zelfstandigheid.