Deze pagina is gevalideerd
— 92 —
Zij vormen op eene zeer merkwaardige wijze hare stammen, die bij sommige eene hoogte van meerdere voeten (10—25) bereiken, maar in andere soorten, inzonderheid die van meer gematigde luchtstreken, eene zeer trage ontwikkeling hebben. Hare stammen hebben likteekens van 't afvallen van het loof, even als bij de varens, maar deze zijn dikwijls met vliezen of schubben bedekt. Even als de palmen en de coniferen, ontwikkelen zij haar loof, 't welk dikwijls zeer lang wordt, aan den top, en van uit het midden van dien top ontstaat de bloei. De bovenstaande figuur geeft eene voorstelling van eene plant uit de afdeeling der Cycadeën, die