Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/528

Deze pagina is gevalideerd

— 110 —

loopbanen, omdat de kleine planeten ook in dat opzigt zich merkbaar van de andere onderscheiden.

De loopbanen der andere planeten liggen wel niet geheel in het vlak van de loopbaan der aarde, dat is, in de ecliptica, maar wijken daarvan toch ook maar weinig af. Zoo maakt de helling, waarmede de baan van Mars op de ecliptica staat, slechts een hoek van 1° 51'. Jupiters baan maakt met die der aarde een hoek van 1° 19'. Bij Uranus bedraagt de helling nog minder dan één graad; bij Mercurius bedraagt ze echter 7°. Alhoewel sommige asteroïden eene helling hebben, welke door die van Mercurius overtroffen wordt, zoo is toch die helling in 't algemeen bij de meesten veel aanzienlijker, en bereikt zelfs bij Pallas het bedrag van 34° 37'[1].

Als wij nu daarbij nog in aanmerking nemen, dat die loopbanen in zeer verschillende standen op het vlak der ecliptica geplaatst zijn, dan kunnen wij ons eenigermate een denkbeeld maken, hoe die ligchamen zich in alle mogelijke rigtingen om de zon, liet gemeenschappelijk middelpunt, voort bewegen; hoe hunne loopbanen


    NAMEN DER PLANETEN. BEDRAG
    DER UITMIDDEL-
    PUNTIGHEID.
    NAMEN DER PLANETEN. BEDRAG
    DER UITMIDDEL-
    PUNTIGHEID.
    De Aarde 0,01679. Irene 0,16976.
    Mars 0,09322. Massilia 0,17464.
    Eunomia 0,18820.
    Ceres 0,07637. Astréa 0,18875.
    Egeria 0,08628. Hebe 0,20201.
    Vesta 0,08884. Melpomene 0,21490.
    Parthenope 0,09803. Victoria 0,21850.
    Hygiéa 0,10092. Iris 0,23235.
    Calliope 0,10459. Pallas 0,23944.
    Psyche 0,11567. Juno 0,25608.
    Metis 0,12282. Lutetia 0,33981.
    Thetis 0,13087. Thalia ?
    Flora 0,15680.
    Fortuna 0,15756. Jupiter 0,04816.

  1. Wij laten hier de planeten volgen naar de rangorde van de helling harer banen op de ecliptica: