Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/628

Deze pagina is gevalideerd

— 208 —

overdekt was, hebben opeengestapeld. Inderdaad mag men aannemen dat de meeste kalk, dien men thans op aarde aantreft, eenmaal aan dierlijke ligchamen heeft toebehoord, en hoewel in enkele gevallen zich ook harde kalksteen vormen kan door afzetting uit water, waarin het door behulp van koolstofzuur wordt opgelost gehouden, gelijk zulks, hoewel op geringe schaal, ook geschiedt in het bekende meertje van Rockanje in Zeeland, zoo is toch ongetwijfeld het aandeel door dieren genomen aan den opbouw der kalksteenrotsen oneindig grooter, en soms zijn hunne overblijfselen, dat is de schalen en schelpen van weekdieren, de vaak sierlijk gevormde zoogenaamde polypenhuizen, enz., zoo wel bewaard, dat de minst geoefende daarin dadelijk een organisch maaksel herkent. En zelfs daar, waar, gelijk in het krijt, voor het bloote oog zich niets dan vormlooze stof vertoont, daar ontdekt het mikroskoop de zamenstelling uit tallooze schelpjes, zoo klein, dat zij alleen bij sterke vergrooting zigtbaar zijn, en waarvan vele millioenen in een enkel pond worden gevonden.

Nog steeds gaat die vorming van nieuwe kalkrotsen voort. Nog steeds hoopen zich de schelpen der gestorven zeebewoners op den bodem der zee op. Nog steeds gaan de polypen voort met hunne kalkhuizen te bouwen, en de tallooze koraal-eilanden en riffen in de Stille Zuidzee hebben daaraan hunne vorming te danken. De branding der zee vergruist een gedeelte tot een poeder, dat de tusschenruimten opvult, en de massa tot een vast geheel verbindt. Later welligt zullen die kalkrotsen, welke zich thans hetzij onder de zee bevinden, of zich, gelijk de koraaleilanden, slechts even daarboven verheffen, eene rijzing ondergaan, en het verre nageslacht daarin het werk van dieren ontdekken, even als wij thans in het Jura-gebergte, dat, toen een groot gedeelte van Europa nog eene diepe zee was, door polypen werd opgebouwd.