Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/668

Deze pagina is gevalideerd

— 248 —

De hoeveelheid waters, door de Misssissippi-Missouri in zee gestort, is ongeloofelijk groot, en zal naar schatting niet minder dan ruim een millioen kub. voeten in het uur bedragen. De diepte van dezen stroom is aanmerkelijk, en beloopt nog 50 Ned. ellen, op een afstand van 50 Geogr. mijlen van zijne uitmonding naar boven gerekend. In Onder-Louisiana zijn zelfs vele plaatsen, waarop de schepen geenen ankergrond kunnen vinden. De Missouri, welke in de grenzen der eeuwige sneeuw uit het Rotsgebergte (Rocky mountains) ontspringt, en schuimend voorwaarts spoedt, deelt den geheelen vloed eene frischheid mede, die zich tot bij hare ontlasting in de heete golf van Mexico doet gevoelen.

Eenmaal 's jaars ondergaat de rivier eene sterke rijzing, die soms 20 Ned. el kan beloopen, waardoor de oeverlanden overstroomd worden, en die zelfs in 't jaar 1849 voor New-Orleans gevaarlijk dreigde te worden. Deze rijzing wordt veroorzaakt door het smelten van den sneeuw in het begin van de maand Maart, en neemt voortdurend tot ongeveer de maand Julij toe. Eene bijzonderheid, welke deze rivier en al hare nevenstroomen in haren kronkeligen loop kenmerkt, is de gelijkvormigheid harer oevers in vooruitspringende punten en bogten, in de landtaal points en herds geheeten. Deze bogten zijn meerendeels zoo zuiver afgerond, alsof zij met eenen passer waren afgeteekend. Na eenen half cirkelvormigen weg te hebben afgelegd, loopt de stroom in eene schuinsche rigting door zijn kanaal naar eene andere kromming van gelijke regelmatigheid aan den tegenovergestelden oever. Hierdoor ontstaan vele stroomingen tegen den loop der rivier in, welke zelve tegen den overkant gerigt, groote verwoesting aan den wal kunnen aanrigten. Bij hoog water voert de Mississippi gansche boomstammen, welke door de kracht van den vloed ontworteld zijn, met zich mede, waarvan sommigen door de oeverbewoners der rivier worden opgevischt, maar de meesten in de inhammen der rivier worden ingedreven, alwaar zij langzamerhand onder zand en slijk worden bedolven, om welligt latere geslachten onder eenen veranderden staat van dienst te zijn. Reizigers verhalen, dat er voorbeelden bestaan, dat 4 tot 5 bunders van die wouden te gelijk werden losgerukt en naar andere plaatsen vervoerd.