— 44 —
doorgesneden takken in eene roode, gele of paarse vloeistof, en gij zult bevinden, dat het inwendige weefsel die kleur aanneemt, en het vocht dus in het plantendeel is opgestegen. Een Fransch industrieel, zekere boucherie, heeft, eenige jaren geleden, een middel aangeraden om hout, wat tot timmerwerk wordt gebezigd, op eene eigenaardige wijze te bewaren voor een mogelijk bederf. Het bestond daarin, dat men boomen moest doordringen met eene stof, die allen groei in het nog met sappen bedeelde, pas gevelde hout moest onmogelijk maken. Hij sneed de stammen van in hun volle gebladerte staande boomen van onder af, en plaatste ze dan met de snedevlakte in een mengsel, gemaakt uit ruwen hout-azijn en ijzerroest. De nog steeds voortgaande verdamping moest de zwarte vloeistof optrekken, die weldra het jongere hout en takken en bladen als vervulde, getreden in de plaats van de stof, die door de bladen was uitgewasemd.
De verdamping op de oppervlakte heeft dus volstrekt de werking van eene pomp. Hoe meer er verdampt wordt, des te meer moet er op nieuw worden aangevoerd; want ledig kan het weefsel niet blijven.
Van enkel water evenwel kan eene plant niet leven, veel minder groeijen. Maar niettemin doet het water hier eene zeer gewigtige dienst. Want het water voert veel aan van datgene, wat der plant als voedsel moet worden verstrekt. De stoffen in den grond voorhanden, hetzij ze oorspronkelijk zijn uit ontbonden overblijfsels van planten of dieren, hetzij van aardachtige natuur, dragen in de daad bij tot de vorming en ontwikkeling der gewassen; stoffen, welke men in de asch van verbrande planten terug vindt. Potasch en soda b.v. hebben daaraan een voornaam aandeel. De eerstgenoemde stof wordt uit houtasch in massa bereid; de soda verkrijgt men mede fabriekmatig van vele strandgewassen. Kalk,—eene der stoffen die in de geheele natuur het meest verspreid zijn,—is desgelijks in bijna alle planten aanwezig. Vele andere stoffen, die wij voor 't overige als vaste ligchamen kennen, toont het onderzoek almede in de planten aan. Het water lost die stoffen, óf als zoodanig, óf met andere ligchamen verbonden, op, en zoo dringen ze in de planten door. Het water is dus grootendeels de voerende vloeistof.