Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/712

Deze pagina is gevalideerd

— 292 —

en kunnen gemakkelijk, door mechanische bewerking, weder van elkaar gescheiden worden. Men neme b.v. eenen magneet, en roere, om zoo te zeggen, het mengsel met een der polen of met beiden om, dan zal het ijzervijlsel wél, de zwavel niet daardoor aangetrokken worden,—het eerste zich dus aan den magneet hechten, het tweede blijven liggen. Maar als men het mengsel sterk verhit, dan verbinden zich het ijzer en de zwavel scheikundig met elkander en vormen een geheel nieuw ligchaam, dat in alle eigenschappen bijna verschillend is van de stoffen, door wier vereeniging het gevormd is, dat ook, geheel gevormd, in de natuur voorkomt en dan ijzerpyriet of zwavel-ijzer wordt geheeten. Neemt men hiertoe 3 gewigtsdeelen ijzervijlsel en 3 deelen bloem van zwavel (zwavel die door eene bijzondere bewerking tot zeer fijn poeder is gebragt), en bevochtigt men dit mengsel met één deel water, dan wordt de proefneming nog belangrijker. Dan behoeft men namelijk dit slechts op eene warme plaats te stellen, om te zien, dat de scheikundige werking begint, en er enkel daardoor trapsgewijze eene zoo groote warmte ontwikkeld wordt, dat al het bijgevoegde water verdampt, ja zelfs dat, als men het mengsel zoodanig bedekt heeft dat de warmte, om zoo te zeggen, daarin blijft en zich dus daarin ophoopen moet, alles gloeijend wordt.

Volkomen hetzelfde nu geschiedt bij de verbranding, zoo als wij die tot verwarming gebruiken. Ook daarbij zijn steeds twee stoffen voorhanden, die zich met elkander scheikundig verbinden. De eene is de brandstof, hout, turf, steenkolen en dergelijke, de andere is eene gassoort, zuurstof, oxygenium genaamd, die met eene andere, de stikstof, vermengd, onze dampkringslucht uitmaakt. Deze laatste is overal in ruime hoeveelheid voorhanden; slechts de brandstof behoeft dus door ons opzettelijk te worden bijeengebragt, en daaraan gelegenheid gegeven te worden, om zich met de zuurstof te verbinden. Waarin dit gelegenheid geven bestaat, weet iedereen: wij moeten een gedeelte der brandstof vooraf tot eenen zekeren graad verwarmen. Is dit geschied, en begint dus dit gedeelte zich met de zuurstof te verbinden,—in de gewone taal gesproken, te branden,—dan wordt daardoor het overige trapsgewijze genoegzaam verwarmd, om ook die verbinding te kunnen aangaan, om ook in brand te