— 344 —
derde vorm bestond uit lichtmassa's van onregelmatige gedaante, die gedurende eenen geruimen tijd genoegzaam onbewegelijk op eene en dezelfde plaats bleven staan. Een daarvan, van grooten omvang, werd boven den Niagaraval, genoegzaam in het toppunt, bespeurd, waar zij gedurende een geruimen tijd stroomen van licht naar alle zijden bleef uitschieten.
Men herinnerde zich nu den sterrenregen van het jaar 1799, en die van 1831 en 1832, die alle drie, even als de tegenwoordige, op den 13den November hadden plaats gegrepen, en men verzuimde nu niet vervolgens elken nacht tusschen den 12den en 13den November weder daarnaar uit te zien. En werkelijk nam men in het volgende jaar op dienzelfden datum in Noord-Amerika wederom een sterrenregen waar, die zeer prachtig was, ofschoon niet in die mate als in het vorig jaar. Sedert heeft zich dan ook geen zóó verheven schouwspel weder opgedaan; maar toch is meest altijd, zoo slechts de hemel niet met wolken is bedekt, in de nachten tusschen den 12den en 14den November op onderscheidene plaatsen een meer dan gewoon aantal vallende sterren waargenomen. Bovendien hebben verdere waarnemingen, vergeleken met aanteekeningen van vroegeren tijd, geleerd, dat er behalve den Novemberstroom, die echter altijd nog de eerste plaats inneemt, nog eenige andere stroomen van vallende sterren, zooals men die periodieke sterrenregens heet, moeten worden aangenomen, waarvan ik slechts de voornaamste opnoemen zal.
1. In de nachten van 20—25 April.
2. Van 27–29 Julij. e. biot heeft uit de vergelijking van 52 in de oudste Chineesche jaarboeken opgeteekende waarnemingen bevonden, dat de meeste van deze gedaan zijn tusschen 18 en 27 Julij.
3. Van 2–5 Augustus.
4. Van 9–14 Augustus, de Laurentiusstroom, na den Novemberstroom de aanmerkelijkste, waarvan het maximum is op 10 Augustus.
5. 19 October en kort vóór en na den 26sten dier maand.
6. Van 12–14 November, de groote Novemberstroom.
7. 27 en 29 November, en eindelijk
8. 9–12 December.