— 361 —
niet te huis behoort in Egypte, maar in de meer zuidelijke deelen van Afrika, van waar zij naar Egypte is overgevoerd.[1] Dit verklaart dan ook haar verdwijnen uit dat land. Wat wij toch kennen van de verspreiding der gewassen over de oppervlakte der aarde, leert ons, dat planten in het land dat de natuur als 't ware aanwees als haren geboortegrond of standplaats, als den kring binnen welken zij groeijen en tieren en waarin zij zich verbreiden, niet zoo ligt verdwijnen,—maar dat zij, dáár buiten gekomen of gebragt, niet zelden in aard veranderen, en ten laatste voor den invloed der omstandigheden, waaraan zij kunstmatig werden blootgesteld, bukken en bezwijken.
De echte, oude papyrus komt alzoo voor in Egypte, Ethiopië, Abyssinie, op Isle de France, op Madagascar. Eene andere soort is het, welke wordt aangetroffen in Syrië (P. syriacus. parl.) aan den Euphraat en deszelfs zamenvloeijing met den Tigris, aan den Jordaan, op Sicilië, en waarschijnlijk ook in vele kruidtuinen van Europa. In Italië komt de papyrus niet voor.
De historie van den papyrus is, onder anderen, op eene zeer belangrijke wijze, behandeld door onzen geleerden landgenoot den hoogleeraar j.c.g. boot, naar wiens uiterst belangrijk geschrift wij den lezer verwijzen.[2] Men sneed het merg, dat het inwendige van den stengel vormt, en 't geen uit een los en sneeuwwit weefsel van cellen bestaat, in reepen of strooken; deze werden eerst naast en dan in dwarse rigting over elkander gelegd, in den Nijl geweekt, daarna gedroogd in de zon, geperst, gebleekt, en opgerold. Men bragt op een rol een twintigtal bladen (of platen) en wel van allerlei kwaliteit, met het doel dat de kooper er uit zou kunnen kiezen, of opdat de handelaar zich aldus ook van min goede sorteringen zou kunnen ontdoen.
Papier van de eerste kwaliteit was het zoogenaamd hieratisch papier, 't welk voor godsdienstige gebruiken moest dienen. Later verkreeg dit den naam van papier van Augustus, ter eere van den