Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/789

Deze pagina is gevalideerd

— 369 —

dat deze boomsoort groote bosschen zou uitmaken. Als men van deze boomen de schors en het hout wegneemt, dan blijft de pit van den stam of het zoogenaamd merg over; hieraan geeft men den naam van Bok-shung.

De schors en het hout wordt weggenomen, pit blijft over

Het mes, hetwelk men gewoonlijk bezigt om het merg in platen te snijden, weegt ongeveer anderhalf Ned. pond. Als het papier uit de handen van den werkman komt, is het nog vochtig. Te Chang-Chew, de groote stad, van welke Amoy de zeehaven is, wordt slechts één man aangetroffen, die dit papier weet te snijden. Deze persoon, die van zijnen op Formosa wonenden meester ontsnapt is, weigert om zijn geheim voor minder dan 60 dollars bekend te maken. Men zegt dat er een middel bestaat, om dit Chineesch rijstpapier, wanneer het gescheurd is, weder heel te maken, en dat men voor de fabriekagie niet anders dan kleine stukjes bok-shung gebruikt, terwijl de grootere in de geneeskunst, als purgeermiddel, zouden in gebruik zijn, even als het dusgenaamd epsom-zout."[1]

Er is later beweerd, dat dit bewust album niet anders zou zijn dan een grove leugen, doch zou daarentegen over de plant, van welke het rijstpapier zou worden gemaakt, eene meer naauwkeurige kennis zijn verkregen, en hierdoor een groote stap zijn gedaan tot bepaalde opheldering van deze zaak.


  1. Zie sir william jackson hooker, in Journal of Botany and Kew gardens Miscellany ann. 1850. p. 27–29, and 250–3.