— 373 —
wij die behoeven, voor 't geen wij nog kortelijk aangaande den oorsprong van papier hier willen bijvoegen.
"Goed papier (zegt de hoogleeraar) mag niet te dun zijn, niet met gaten doorboord, gelijk van gladheid, gelijk gelijmd, niet broos, maar vouwbaar, wrijfbaar zonder te scheuren, en moet zich voorts door onderscheidene [aldaar opgegevene] scheikundige eigenschappen kenmerken."[1]
Deze kenmerken van deugdzaamheid zijn, voor een groot deel, te verstaan uit de plantaardige zamenstelling van het papier. Het is namelijk de zoogenaamde planten-vezel, die, in al de stoffen waaruit papier wordt gemaakt, uit planten, mossen, hout, lompen van boomwol en katoen, het eigenlijk bestanddeel is. Die plantenvezel nu is geen element, maar bestaat weder uit andere grondbestanddeelen van het weefsel der planten. Onder deze nu geeft dat gedeelte, 't welk wij met den naam van bastcellen bestempelen, den hoofdtoon, hoezeer ook andere cellen, zoo als b.v. gestippelde cellen, daaronder voorkomen. Wil men nu de zamenstelling van papier, uit een ontleedkundig oogpunt, leeren kennen, dan heeft men niets anders te doen dan een klein stukje dun, wit vloeipapier te kooken, b.v. boven een spiritus-lamp, en daarna de losgemaakte deelen met het mikroskoop te onderzoeken. Indien men daartoe kiest het papier van den bast van den moerbezie-boom (Broussonetia papyrifera), 't welk nu en dan uit Oost-Indië wordt aangevoerd, en 't welk uit den bast dezes booms, die bepaaldelijk uit dusgenaamde bastcellen is gevormd, wordt gemaakt,—dan heeft men een duidelijk begrip van de vezelige zamenstelling van papier; en papier is des te beter, naar mate het meer uit de plantenvezel is zamengesteld, dat is, naar mate het meer papierstof bevat. Het vezelige of bastcellen-weefsel nu, bestaat uit rolronde of zuilvormige cellen, die aan de einden spits
- ↑ a.h.van der boon mesch, over de oorzaken van de ondeugdzaamheid en spoedige vergankelijkheid van het papier, en de middelen om deze gebreken te ontdekken. Verh. kon. Nederl. Instituut XIII. 1848. p. 1–25.—Zie ook een, dezer dagen, verschenen geschrift van dr. hermann schacht, die Prüfung der im Handel vorkommenden Gewebe durch das Mikroskop und durch chemische Reagentiën. Berlin 1853.