— 66 —
in cirkelvorm af, als allegorie der eeuwigheid. Hier zien wij ze vreesselijk voorgesteld, als bloedige geesels in de handen der tweedragt,—-dáár broederlijk zamengestrengeld om den vreedzamen staf van mercuur.
Te regt verwondert men zich over de honderdvoudige wijzigingen in de vlugt der menschelijke verbeelding, zooals die hier wordt gevonden. Stof tot nadenken geeft het, wanneer men vragen mogt: van wáár, dat des menschen geest zich juist met dit onaanzienlijke dier zoo veelvuldig onledig hield? En vooral, van wáár die twee zoo lijnregt tegen elkaar overstaande opvattingen van zijn wezen?
Men zoeke de verklaring van deze schijnbare tegenstrijdigheid, ten eerste in den instinktmatigen afkeer van deze dieren, anderdeels in de vrees, die zij den mensch inboezemen. De eerste kan tot vervloeking, de laatste tot smeeking en gebeden, tot openbare vereering en afgodsdienst hebben geleid. In de derde plaats lag hoogst waarschijnlijk de tweevoudige aard dezer dieren zelve aan die dubbele beschouwingswijze van hun wezen ten gronde. Terwijl zeer vele hunner tot de onschuldigste schepselen behooren, tot de huisdieren zelfs, met welke de Mexikaansche of Braziliaansche vrouw hals en boezem tooit, vindt men onder hen eene andere reeks van soorten, die de menschelijke zamenleving vermijden; doch die, wáár zij den mensch ontmoeten, hem dood en verderf aanbrengen.
Wij willen in de volgende bladzijden een beknopt overzigt geven van deze in zoo velerlei opzigten opmerkelijke dieren. Het is een gewigtig en veel omvattend onderwerp, aan welks studie (Erpetologie genaamd) mannen als fontana, daudin, russel, davy, spix, von neuwied, lucien bonaparte, lenz, boië en vooral onze schlegel, wiens uitstekend Essai sur la physionomie des serpens, de voornaamste bron is geweest waaruit ik heb geput, een groot deel van hun leven hebben gewijd.
De slangen stellen de meest voorname, en de in soorten het meest verschillende familie der reptiliën of kruipende dieren daar. Met de kikvorschachtige en hagedisachtige dieren in deze afdeeling