Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/115

Deze pagina is gevalideerd

— 101 —

op den top des bergs zelven bevindt zich een krater van geweldigen omvang, en bovendien heeft zich op eenigen afstand van den top, op ongeveer 10,000 voeten boven de zeeoppervlakte, een nieuwe zijdelingsche krater geopend, en het is inzonderheid deze, waaruit de merkwaardige uitbarsting heeft plaats gegrepen, waarbij wij thans iets uitvoeriger willen stilstaan. Ten einde den lezer in staat te stellen zich daarvan eene voorstelling te verschaffen, die eenigermate beantwoordt aan de grootschheid van het verschijnsel, weten wij niets beters te doen, dan hier eene der vele beschrijvingen woordelijk vertaald te laten volgen. Het is die bevat in eenen brief van den heer t. coan,[1] die te Hilo, eene havenplaats aan de oostkust van het eiland, woont, en aldaar sedert vele jaren als zendeling werkzaam is. Wij voegen hierbij, dat deze stad 35 E. mijlen, of ongeveer 10 uren gaans van het eigenlijk tooneel der uitbarsting verwijderd ligt.

"Ten half vier ure des morgens op den 17den Februarij, werd een klein licht als van een vuurbaken op den top van den Mauna Loa ontdekt. Aanvankelijk vertoonde het zich als eene ster, rustende op de kruin van den berg. In weinige oogenblikken nam het licht toe en scheen als de opkomende maan. Zeelieden, die de wacht hielden op de in de haven liggende schepen riepen uit: "Wat is dat? De maan, die opgaat in het westen!" Binnen een kwartier uurs was het raadsel opgelost. Een vloed van vuur barstte uit den berg, en begon weldra als een schitterende stroom langs zijne noordelijke helling te vloeijen. Het was van hetzelfde punt en het vloeide in dezelfde rigting, als bij de groote uitbarsting, waarvan ik in Maart 1843 getuige was. In een kort tijdsbestek stegen onmetelijke zuilen van brandende lava hemelwaarts tot eene hoogte van 300 of 400 voeten, de kruin des bergs in eenen lichtglans hullende en den hemel met hare afstraling verguldende. Stroomen van licht kwamen van den berg af en verspreidden zooveel helderheid in onze vertrekken, dat wij eenen grooten letterdruk lezen konden. Toen wij pas ontwaakten, was de glans die door onze


  1. American Journal 1852, p. 219.