Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/123

Deze pagina is gevalideerd
 

HET BETOOVEREND VERMOGEN

DER

RATELSLANG.

 

 

"Ook de natuurwetenschap heeft hare mythen en sagen, evenzeer als de geschiedenis; en terwijl het aan den geschiedkundige vaak gelukt de waarheid te herkennen, welke, hoe ook ingekleed en van vreemde bijvoegselen omgeven, aan eene mythe of sage ten grondslag ligt, evenzoo kunnen de bij het volk in omloop zijnde verhalen aangaande natuurverschijnselen, hoe vreemd en wonderbaar zij ook klinken mogen, toch eenige waarheid behelzen, en een bedachtzaam natuurkundige zal zulke verhalen niet zonder nadere toetsing van hunne geloofwaardigheid geheel in den wind slaan, alleen omdat zij nog niet passen in den kring onzer tegenwoordige kennis."

Zoo lezen wij op blz. 172 van dit werk. Van dergelijke natuurwetenschappelijke mythen en sagen bestaan er een overgroot aantal, en het behoort, mijns inziens, ook tot de taak, die het Album der Natuur te vervullen heeft, daaromtrent zulke inlichtingen te verschaffen, welke een naauwkeurig en onbevooroordeeld onderzoek aan de hand geeft, ten einde alzoo de lezers in staat te stellen om de kern van waarheid—zoo er die is—los te maken uit het omhulsel van verdichting, dat haar omgeeft. Op eene dier sagen wensch ik dan ook thans voor een oogenblik de aandacht te vestigen.

Er bestaan een aantal verhalen betrekkelijk het vermogen, dat slangen, met name de ratelslang, bezitten zouden, om door haren blik kleine vogels,—en ook kleine zoogdieren, zooals muizen en kikvorschen,—zoo te betooveren, dat zij, als door eene hoogere magt gedrongen, haar regtstreeks in den opengesperden muil vliegen of loopen. De natuurkenners hebben doorgaans met deze verhalen nimmer veel op gehad, en meestal de daarin aangevoerde feiten eenvoudig ontkend. De waarnemers namelijk zouden zich bedrogen hebben; zij zagen een