— 116 —
Hiermede stemmen de overleveringen der inlanders overeen. Zij duiden, onder den naam van Sammantam een dier aan, dat eene lengte van zeven voet zoude bereiken, en steviger en grooter zoude wezen dan de mensch. Deze Sammantam is voor de Negers, die heden de kust van Guinea bewonen, een fantastisch wezen, met nachtelijke verschijningen aan de oevers der rivieren om er te visschen, waartoe hij zijn lang hoofdhaar in plaats van vischlijn bezigt.
In weerwil van al hetgeen het geschiedverhaal der reizigers aanduidde, en de overleveringen der inboorlingen deden vermoeden, is men het bestaan eener tweede soort van Chimpansé in de binnenlanden der westkust van Afrika blijven ontkennen. Thans echter is daaromtrent alle twijfel weggenomen, en dat wel door den hierboven genoemden missionaris savage, die den 24sten April van het jaar 1847 van de rivier Gabon, in het westelijk gedeelte van Afrika, aan mijnen beroemden vriend owen schetsen overzond der schedels van eenen mannelijken en vrouwelijken Aap, dien hij voor onderscheiden hield van den gewonen Chimpansé, maar waaromtrent hij vooraf zijne meening wilde inwinnen.
Korten tijd daarna ontving owen, door bemiddeling van den Heer samuel stutchbury uit Bristol, ten gevolge der ijverige medewerking van den zeekapitein george wagstaff, drie schedels van den grooten Chimpansé, namelijk twee mannelijke en eenen vrouwelijken. Met zijne gewone scherpzinnige naauwkeurigheid ging hij aan het vergelijken, en binnen korten tijd hadden wij daaraan eene uitmuntende verhandeling te danken, waarin het bestaan eener tweede soort van Chimpansé buiten allen twijfel gesteld en daarvoor de naam van Troglodytes Gorilla savage ingevoerd werd. In 1849 werden een schedel en een geraamte van dezelfde diersoort naar Parijs overgebragt door eenen heelmeester der Fransche marine, en in 1851 kwamen aldaar een volwassen exemplaar en een jong, ingekuipt in bederfwerend vocht, en overgebragt door den Heer franquet, doctor bij de marine en door den Heer penaud fregatskapitein. Voordat ik de verbeterde kennis vermeld, door al deze bouwstoffen verkregen, mag ik mij het genoegen niet ontzeggen, te wijzen op hetgeen de wetenschap ten deze alweder verschuldigd is