— 120 —
gers, die daardoor van eeltplekken voorzien zijn; vermoedelijk zal hij de voetzolen niet plat kunnen nederzetten, waardoor even als ook door het overwigt der voorpooten een waggelende gang moet worden teweeg gebragt.
Meestal vindt men troepen dezer dieren bijeen, waarin de vrouwelijke menigvuldiger zijn dan de mannelijke, en die meestal door een mannelijk dier worden aangevoerd. Men zegt dat er dikwerf om deze heerschappij hevig gestreden wordt. Savage ontkent ten stelligste de dwaze verhalen van Negerinnen, die door deze dieren zouden zijn ontvoerd en in hun midden zouden hebben geleefd; van Elephanten, welke zij met knuppels zullen verdrijven, enz. Hoewel in menig boekwerk overgenomen, blijken deze geschiedverhalen der reizigers slechts sprookjes te wezen, door de Negers aan ligtgeloovige kooplieden opgedischt.
In plaats van woningen bouwen zij zich op boomtakken eene soort van nest, dat zij niet overdekken en dat hun slechts tot nachtrust dient. De inlanders drijven hierom den spot met hen, zeggende: dat zij wel dwaas zijn om een huis zonder dak te bouwden, in eene landstreek, waar het zoo dikwerf regent.
Deze dieren zijn zeer woest en strijdlustig. Zij ontvlugten den mensch niet, en zijn daarom zeer gevreesd door de inboorlingen, die hen nimmer aanvallen. Het gering aantal individu's, waarvan men zich meester konde maken, werd door Elephant-jagers gedood. Men verhaalt dat, als men eenen troep ontmoet, de mannelijke aanvoerder een gebrul uit, dat door het geheele woud wordt teruggekaatst, ongeveer als een verlengd en schel klinkend kh—ah! kh—ah!, waarop de wijfjes en de jongen de vlugt nemen. Het mannelijk dier alleen overgebleven, nadert zijnen tegenstander met groote woede, terwijl het zijn geschreeuw met snelheid herhaalt. De jager wacht hem met aangelegd geweer af; zoo hij niet zeker van zijn schot is, laat hij het dier den loop vatten, en op het oogenblik dat hij dezen, gelijk gewoonlijk geschiedt, in den mond neemt, lost hij zijn schot. Weigert het geweer, dan is de loop spoedig tusschen de tanden van den aap verbrijzeld, en eindigt de strijd, die, men zoude schier zeggen, nu man tegen man voortgaat,