— 132 —
wel met ontzettende spierkracht voorzien, heeft hij deze nooit beproefd, om zich uit zijne gevangenis te verlossen. Van bedachtzaam overleg gaf hij alleen bij het vervullen zijner ligchaamsbehoeften blijk, of ook, als hij met zijne hand eenen slag wilde toebrengen; voor het overige bleef hij den geheelen dag in zwaarmoedige, ingedrukte houding zitten, zonder eenige de minste levendigheid of zucht tot navolging te vertoonen.
Ten slotte heb ik tot de Anthropomorphen de langarmige apen of Gibbons te brengen. Door hunne lange armen komen zij met den Orang-oetan overeen, door hun eeltachtig achterdeel naderen zij tot de Cercopitheken, Bavianen enz., waarvan zij zich onderscheiden door het gemis van staarten en wangzakken. Zij zijn veel kleiner en zwakker dieren dan de Gorilla, de Chimpansé, de Orang-oetan, en bewonen het meest verwijderd gedeelte van Indië en van den Indischen Archipel, alwaar de Siamang (Hylobates syndactylus) op Sumatra, en de overige soorten op Sumatra, Java en Borneo voorkomen.
Onder hen behoort in de eerste plaats melding gemaakt te worden van den Siamang, vermits hij meer nog dan de overigen den mensch nabij komt, althans in ligchaamsbouw. Men vindt er op Sumatra groote troepen van, aangevoerd door een opperhoofd, dat door de Maleijers voor onkwetsbaar wordt gehouden. Bij het op- en ondergaan der zon heffen zij een vervaarlijk geschreeuw aan, maar het overige gedeelte van den dag hoort men hen niet. Hunne bewegingen zijn langzaam en log, zonder groote vastheid bij hunne sprongen. Op den grond is hun gang als die van een grijsaard, die snel op krukken wil loopen. Dit is het gevolg van hunne lange armen, waarvan de vingers, gelijk uit de afbeelding blijkt, den grond raken. Hoewel gezellige dieren zijnde, die steeds in vrij groote troepen leven, schijnen zij voor elkander weinig gehechtheid te hebben. Zooveel althans is zeker, dat, als een uit de troep gewond wordt, de overigen hem laten liggen, zonder er zich over te bekommeren. Voor hunne jongen echter leggen zij groote zorg en liefde aan den dag.—"Het is, zegt duvaucel, een vreemd schouwspel om deze wijfjes hare jongen naar de rivier te zien dragen, alwaar zij ze, in weerwil van hun tegenspartelen, wasschen, afvegen, in de zon droogen, en aan hunne zindelijkheid eenen