— 148 —
symbool van stilte, van onbewegelijkheid, van eenen zich steeds gelijk blijvenden toestand.
Dringen wij dieper door in den eigenlijken aard van het leven, sporen wij de verschijnselen na, waardoor het zich openbaart, dan zien wij inderdaad die eerste opvatting telkens bewaarheid. Ook daar, waar aan den oppervlakkigen blik zich geene bewegingen in het levend voorwerp te kennen geven, daar leert het onderzoek, dat zij werkelijk bestaan, dat er eene aanhoudende wisseling van stoffen plaats grijpt, nieuwe opgenomen, oude en verbruikte verwijderd worden, ja dat, zoodra die gestadige wisseling en beweging ophouden, binnen weinige oogenblikken tijds het leven is uitgebluscht en de dood er voor in plaats treedt. Bij alle dieren, van de hoogsten tot de laagsten, wordt het uit de opgenomen spijzen bereide voedingsvocht, het bloed, op eene meer of min geregelde wijze door het ligchaam rondgevoerd; het omspoelt de weefsels, staat daaraan eenige deelen af, en neemt er weder andere uit op; het wordt in aanraking gebragt met de dampkringslucht, hetzij in den gasvorm of in water opgelost, en ook daardoor heeft eene voor het leven volstrekt noodige wisseling van bestanddeelen plaats. In bijzondere werktuigen, in het algemeen met den naam van klieren bestempeld, de speekselklieren, de lever, de nieren enz., worden uit het bloed verschillende stoffen afgescheiden, die hetzij voor bepaalde verrigtingen nuttig, of voor het bewerktuigde wezen schadelijk zijn, en in het laatste geval naar buiten worden gevoerd. Het duidelijkst echter springt de beweging als kenmerk van het leven in het oog, wanneer wij het tijdperk der ontwikkeling gade slaan. Een enkel mikroskopisch klein blaasje, ziedaar het eerste begin zoowel van de reusachtige bewoners der bosschen en van den oceaan, als van menig slechts door het vergrootglas waarneembaar diertje. Dat blaasje was de eerste werkplaats, waarin de veranderingen, de bewegingen, de stofwisselingen eenen aanvang namen, waarvan wij in het volwassen dier, met zijne talrijke organen uit zeer verschillende weefsels gevormd, de eindelijke uitkomst zien. Wil men een voorbeeld van zeer snelle ontwikkeling? Ik noem de zijdewormen. In 43 dagen, dat is van het tijdstip, waarop hij het