— 181 —
daar iedere wijfjesmier de moeder wordt van een' geheelen zwerm, verwonderde het mij, die menigte van wijfjes in aanmerking nemende, dat deze mierensoort niet meer verwoestingen aanrigt, iets dat ook voorzeker het geval zoude zijn, indien de altoos zorgende natuur niet steeds het evenwigt trachtte te herstellen, door vele vogelsoorten op deze insekten bij voorkeur te doen azen, en er eene groote menigte van te laten verslinden, zooals ik meermalen heb waargenomen.
Schomburgk noemt zijne mieren "trekmieren" (Wander-ameisen) en de twaalf tot zestien voet breede bruine streep, door den voorttrekkenden zwerm gevormd, duidt de kleur van het insekt aan, overeenkomende met die van onze mier, althans indien het verschil tusschen de wijze van trekken niet aan twee verschillende soorten moet doen denken. De Formiga de manioc trekt, voor zoover mij bewust is, nimmer in massa, maar deze dieren volgen en kruisen elkander loopende, af en aan, in eene smalle rij van en naar hunne holen, als onze gewone mieren. Vallen deze vernielende insekten den een of anderen boom of een plantsoen aan, zij verlaten het niet, dan nadat al het gebladerte is afgeknaagd en weggevoerd. Dikwijls sloeg ik met belangstelling hunne ijverige werkzaamheden gade, en het was der moeite waard om te zien, hoe zij geheele vrij groote boombladeren op verschillende wijzen weten voort te torschen; zij slepen ten dien einde het blad langs den grond achter zich voort, of het met de sterke knijpers aan den kant opgevat hebbende, zoodat het naar achteren gerigt overeind blijft staan, rennen zij er vlug op hooge pooten mede voort. Gaat de togt over eene vlakte, en worden zij nu en dan door eene windvlaag overvallen, dan is de geringe zwaarte van de mier niet bij magte om tegenstand te bieden aan het veel windvang hebbende blad; het insekt wordt nu al tuimelende, holder de bolder, door den wind weggevoerd; doch bij ieder oogenblik van kalmte het blad weder oprigtende en bij verheffing van wind op nieuw gestoord, wordt het evenwel daardoor niet ontmoedigd, maar houdt in den kamp vol, en verlaat de prooi niet, tot dat eindelijk eene stilte van langeren duur, of ook wel een andere stand, dien het blad toevallig bij de worsteling verkregen heeft, het veroorlooft om dadelijk zonder aarzelen de rigting naar het algemeene trekpad in te