— 212 —
Wil men de sterrekundige oogbuis gebruiken, dan moet de aardsche oogbuis, bij den gekartelden rand h fig. 1, worden afgeschroefd, en in de plaats van deze wordt de sterrekundige oogbuis, bij h, aan de buis g h aangeschroefd. De buis g h moet dan nog zeer ver worden ingeschoven, want het glas p q van fig. 4 komt nog tusschen het voorwerpglas en de plaats van het beeld, in fig. 1 door de lijnen l m aangewezen. Door dat glas wordt de brandpuntsafstand van het voorwerpglas verkort, zoodat het glas p q van fig. 4 bijna volkomen met de lijn l m van fig. 1 zamenvalt. Het is van het uiterste gewigt dat de sterrekundige oogbuis, zoo volkomen mogelijk, op haren juisten afstand van het voorwerpglas geplaatst worde, daar de minste fout in haren stand de hemellichten een onzuiver voorkomen geeft. Om de oogbuis zoo scherp mogelijk te stellen, moet men de schroef i k van den ring g h i k fig. 4, welke bij h, in het uiteinde der buis g h fig. 1 past, slechts halverwege inschroeven. Dan schuift men de buis g h zoo ver in of uit, dat men het voorwerp zoo scherp ziet, als dit, heen en weder schuivende, en zonder veel tijd op te offeren, gelukken wil. Nu zal aan den juisten stand van de oogbuis nog iets ontbreken, dat men schuivende niet kan aanvullen, hoe voorzigtig men dit volbrenge, maar men kan nu de buis zeer zacht voor en achterwaarts verplaatsen, door haar, bij den gekartelden rand van den ring g h i k fig. 4, om te draaijen, waardoor zij bij i k zacht wordt in en uitgeschroefd. Bedient men zich van de schroef i k om de oogbuis scherp te stellen, zoo zal men eene groote moeijelijkheid in het doelmatig gebruik van den kijker overwinnen. Na een weinig heen en weder draaijen zal men spoedig den stand van de oogbuis gevonden hebben, waarop men de vaste sterren zoo klein mogelijk, en de overige hemellichten zoo scherp mogelijk ziet. Men zal wel doen met op de buis g h een teeken te maken, aanwijzende tot op welke diepte zij bij het gebruik van de sterrekundige oogbuis moet worden ingeschoven, en zoo men niet spoedig kan slagen in zijne poging, om dien stand door een hemellicht te vinden, zich daartoe voorloopig van een ver verwijderd aardsch voorwerp kunnen bedienen. Men vergete echter niet, dat verschillende waarnemers, naar de natuur