— 216 —
openbaart, moeten zij worden uitééngenomen en schoon geveegd. Dit geschiedt het best met een stukje droog en fijn afgedragen linnen, en heeft dat linnen kleine pluisjes of stofjes nagelaten, zoo kan men die, met een volkomenen droog en schoon penseel, verwijderen. Ook het voorwerpglas moet, zoo dikwijls het de minste onreinheid vertoont, op dezelfde wijze gereinigd worden. Door den tijd nestelt zich veelal eenig vocht of andere onreinheid tusschen de twee glazen, die het voorwerpglas zamenstellen, en het is een groot bezwaar tegen de zakkijkers uit München, dat de twee glazen, die het voorwerpglas zamenstellen, zoodanig in den ring die hen omvat zijn vastgemaakt, dat zij niet uiteen genomen en dus ook nimmer inwendig gereinigd kunnen worden. Bij de zakkijkers van molteni is dit het geval niet. Als men den ring, die het voorwerpglas bevat, van de buis des kijkers heeft afgeschroefd, ziet men aan zijne achterzijde nog een' gekartelden rand, behoorende tot een' inwendigen ring, die met schroefdraden in den buitensten ring grijpt, en de glazen in dezen vasthoudt. Schroeft men dien inwendigen ring af, dan kan men beide glazen uitligten, en aan hunne binnenzijde reinigen. Die reiniging moet echter niet veelvuldiger worden herhaald dan volstrekt noodig is, en bij het weder ineenzetten der glazen, moet men vooral zorg dragen, dat zij volkomen hunne vroegere plaatsing in den ring herkrijgen.
Ik zoude het volstrekt overbodig achten opzettelijk te vermelden, dat men, ook met den besten kijker, door glasruiten heen, geene hemellichten kan beschouwen, zonder deze geheel misvormd te zien, ware het mij niet gebleken, dat die vermelding voor sommigen noodzakelijk kan wezen. Ook kan men nimmer, met een goed gevolg, de hemellichten voor een geopend venster van een verwarmd vertrek beschouwen, daar een verschil tusschen de warmte binnen en buiten het vertrek luchtstroomen veroorzaakt, die de hemellichten eene sterke golvende beweging doen schijnen aan te nemen. Men zal het best doen zich met den kijker in de opene lucht te begeven, en, in geen geval kan men eenen kijker bij den warmen haard gebruiken.
De ruimte, binnen welke dit opstel beperkt moet blijven, laat