Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/245

Deze pagina is gevalideerd

— 231 —

Terwijl de verwijdering en terugkeering der luchtdeelen digt bij de plaats van den knal geschiedde, hebben de verder afgelegene luchtzoomen op elkander de ontvangene zamendrukking overgeplant; eerst later dan de boven aangewezene kon dus de terugkeer tot den toestand van rust, en de daaraan verbondene luchtverdunning, volgen. Even als eene watergolf, door het werpen van een ligchaam op de oppervlakte, of door eene andere oorzaak ontstaan, zich al verder en verder kringvormig over de wateroppervlakte verspreidt, zoo ook breiden zich de gezegde verdikkingen, en de door de spoedige terugkeering ontstane verdunningen der lucht, voortdurend verder uit. In de lucht evenwel geschieden die bewegingen in alle mogelijke rigtingen, als in bolvormige kogelschalen. Men vatte dit echter zoo op, dat het heen en weder slingeren der luchtdeelen geschiedt aan alle zijden en in alle rigtingen, naar de geluidsbron toe en er van af, dus in regte lijnen, die men van de geluidsbron af naar al de plaatsen in de ruimte trekken kan, en welke lijnen bekend zijn onder den naam van geluidsstralen; en even als de watergolven zwakker worden, naar mate zij zich verder van den oorsprong der beweging bevinden, worden ook de bolvormige luchtgolven gestadig zwakker, naar gelang de afstand zich vergroot of de kogelvormige ruimte, die zij insluiten, zich verbreedt.

Overal waar het oor door de luchtgolven getroffen wordt, verneemt men ook den knal; en hoe ver de uitbreiding kan plaats grijpen, bewijst de omstandigheid, dat men in 1793, te Maintz, eene kanonnade op 44 uren afstands hoorde, op Helgoland in 1809 eene andere op 47 uren afstands, en het beschieten der citadel van Antwerpen in 1832, door het reuzenmortier, 106 uren ver in het Ertsgebergte vernam.

Wat hier bij de beschrevene ontploffing in het groot geschiedde, gebeurt ook bij de vroeger tot voorbeeld gekozene trillende snaar. De luchtgolven mogen dan niet zoo kolossaal zijn als zij door de ontvlamming van het buskruid werden, zij zijn niet te min aanwezig. De snaar toch, uit den toestand van rust gebragt en plotseling losgelaten zijnde, drijft de luchtdeelen voor zich uit, en perst ze digter op elkander; achter haar ontstaat eene luchtver-