— 236 —
eerste, die op deze volgt; en door den duur eener golf den tijd, dien elk luchtdeeltje noodig heeft, om ééne slingering heen en weder te maken; even als men onder de lengte eener watergolf den afstand bedoelt, die er ligt, tusschen het hoogste punt van een' golf berg, en dat van den daaropvolgenden, of den afstand tusschen twee naast elkander liggende golfdalen.
Het is verder een bekend verschijnsel, dat lange snaren lager toonen geven dan korte; en hieruit vloeit van zelve voort, dat, daar lange snaren wijdere en langzamere slingeringen maken dan snaren van mindere lengte, ook de luchtgolven bij de eerste langer zullen zijn en minder snel elkander opvolgen, dan bij de laatste. De verspreiding van deze golven, en dus van lage en hooge toonen, geschiedt niet te min door de lucht met eene gelijke snelheid. De laagste toon, dien ons oor kan waarnemen, brengt 7 tot 8 slingeringen in elke seconde voort; de hoogste maakt er in die tijdruimte 24000. Zoo ontstaat nu iedere andere toon door een verschillend, maar toch vast bepaald aantal slingeringen in elke seconde. Het menschelijk oor bezit alzoo de bewonderenswaardige vatbaarheid, om de toonen te kunnen opvangen, die door 7 tot 24000 slingeringen in ééne seconde worden voortgebragt; en wie zegt ons, dat er buiten deze grenzen niet nog meer hoorbare toonen liggen? Zouden niet de kleinste insecten door geluiden elkander kunnen verstaan, die nog veel grooter getal trillingen vorderen, maar die te zwak zijn, om door ons gehoorwerktuig te kunnen worden waargenomen? Wij zullen straks gelegenheid verkrijgen, om in het oog der menschen eene vatbaarheid te bewonderen, die zich tot de waarneming van nog oneindig snellere slingeringen dan de genoemde uitstrekt.
Aan de menschelijke stem is het vermogen geschonken, om door middel van twee dunne vliezen, die in het strottenhoofd tegen over elkander liggen, toonen voort te brengen, van 300 tot ruim 2000 trillingen in de seconde. Dat de daardoor ontstane toonen alle geluiden in liefelijkheid kunnen overtreffen, is overbekend.
De lengte van de geluidsgolf, bij den laagsten toon behoorende, dien men in de muzijk aanwendt, bedraagt 20 ned. el, en de zoo even vermelde hoogste toon, wiens voortbrenging 24000 trillingen