— 238 —
waarnemen, is zoo geheel in overeenstemming met die onderstellingen, bevestigt met zulk eene kracht die meeningen, dat het ons zeker niet euvel zal geduid worden, zoo wij die vooronderstellingen als werkelijk bewezene waarheden voordragen.
In de gansche wereldruimte bevindt zich eene zeer dunne, veerkrachtige stof, zoo dun en ligt, dat de aarde haar niet zooals alle andere ligchamen schijnt aan te trekken; eene stof derhalve zonder waarneembare zwaarte, waarbij de lucht in vergelijking dus een zeer zwaar en digt ligchaam is. Die stof vult de geheele onmetelijke ruimte van het heelal aan, zoowel de ruimte, die de millioenen hemelbollen van elkander en van onzen aardbol scheidt, als de reeds met stof gevulde plaatsen; zoodat zij dus ook binnen in de ligchamen zelven, tusschen al hunne kleinste deelen in, eene plaats inneemt. Die stof noemen wij aether. Van hare dun- en ligtheid zal men zich eenig denkbeeld kunnen vormen, zoo wij weten, dat de hemelbollen, welke als te midden van den aether zwemmen, gedurende hunnen omloop om andere hemellichten, volstrekt niet in hunne beweging worden belemmerd, en men alleen meent zulk eene belemmering of tegenstand in de omwenteling om de zon van de ligtste hemelligchamen, namelijk der kometen, bespeurd te hebben, waardoor hun omloopstijd eenigermate verkort is.
De aether is, even als de lucht, veerkrachtig; ook in hem ontstaan onophoudelijk golven; ook hij is dus aan afwisselende verdikkingen en verdunningen onderworpen; ook in hem heerscht eeuwigdurende beweging. Het zijn geene geluidgevende snaren of muzijkinstrumenten, die hem in golving brengen, daartoe schijnen geheel andere omstandigheden vereischt te worden. Elk ligchaam, dat wij het vermogen toekennen, om licht van zich te doen uitgaan, zet den aether in trilling. Waarschijnlijk zijn de deelen van zulk een ligchaam zelven in trillende beweging. De aethergolven planten zich van dit bewegende ligchaam met eene snelheid voort, die onvergelijkelijk veel grooter is dan die bij het geluid. Het licht of de aethergolf toch, legt ongeveer 53000 uren gaans in elke seconde af. Het doorloopt dus in eene seconde 7 malen den omtrek der aarde. Daarom kwam het licht van het brandende kruid en van