— 243 —
vervangt. Inderdaad die eenvoudige uitdrukking "dat kleurt niet" heeft een' diepen zin. Er moet dan toch iets in ons zijn, dat die onvoldaanheid te weeg brengt. Ja, dat iets bezitten wij, zonder er zelf van bewust te zijn. Verklaren kunnen wij de zaak niet, want er ligt over de werkzaamheid der gezigtszenuwen, zoowel als over die van al de zenuwen der zintuigen, nog een digte sluijer; wij wagen het niet dien op te heffen. Zeer opmerkelijk is het intusschen, dat die kleuren, welker bijeenvoeging ons genoegen doet, doorgaans gezamentlijk wit maken. Daarom noemt de natuurkundige de vermelde harmoniërende kleuren elkanders aanvullings-kleuren; hiertoe behooren derhalve rood en groen, geel en violet, blaauw en oranje, enz. De vereeniging dezer kleuren, paar aan paar, vormt bij allen wit. Niet dat wij zeggen willen, dat eene roode en groene verwstof, met elkander vermengd, wit zullen opleveren; want verwstoffen zijn geene kleuren, in den zin, waarin wij deze tot hiertoe hebben opgevat; zij verschaffen het oog slechts eene aandoening van die kleur der lichtstralen, welke zij terug kaatsen; maar onze meening is, dat de gelijktijdige waarneming dier kleuren door het oog ons de gewaarwording geeft, die wij bij wit licht verkrijgen.—Om dit door eene eenvoudige proefneming bevestigd te zien, zoo legge men een oranje en een blaauw stuk vensterglas op elkander, en zie gelijktijdig door beide glazen heen naar een wit, sterk verlicht voorwerp. Men zal ras gewaar worden, dat het ligchaam de witte kleur heeft behouden, terwijl het die oogenblikkelijk schijnt te verliezen, indien men het slechts door een der beide glazen waarneemt. Hetzelfde geschiedt, wanneer er een donkerrood glas door een donkergroen wordt bedekt.
Wij hebben gezegd, dat verwstoffen, in eenen natuurkundigen zin, geene eigentlijke kleuren zijn. Om den lezer te doen zien, hoe onbegrijpelijk veel schooner en zuiverder het witte zonnelicht de verschillende kleuren, elk op zich zelve, kan scheppen, veel schooner en sterker nog, dan wij ze in den regenboog mogen bewonderen, omdat deze te ver van ons verwijderd is, om de kleur krachtig te doen uitkomen, oneindig veel reiner en sterker ook, dan de kunst immer vermag ze aan ons te geven, zouden wij over