— 245 —
gekeerd; verbeeld u, dat de er tusschenliggende ruimte geheel niet glas is aangevuld; zoo hebt gij een glazen ligchaam voor u, dat in de natuurkunde bekend is onder den naam van verzamellens, maar in het dagelijksch leven onder dien van brand- of vergrootglas of loupe. Wend een van de oppervlakken van dat glas naar de onbewolkte zon, gij zult aan de andere zijde, op zekeren afstand achter de lens, een lichtend plekje zien ontstaan; hier heeft men, door tusschenkomst van het glas, al de aethergolven of de lichtstralen weten te vereenigen, die zijne opervlakte treffen; de trillingen versterken daar elkander; er is een zonnebeeldje gevormd. De lichtstralen zijn door de vertraging, die de aethergolven in het glas hebben ondervonden, van hunnen oorspronkelijken weg afgebragt, zij zijn gebroken, zegt de natuurkundige. Ligt er een voorwerp digt bij de lens, en vangt een oog aan de andere zijde van het glas de gebrokene lichtstralen op, zoo schijnen zij van punten te komen, die veel verder uit elkander liggen dan in het ligchaam zelf. Eene behoorlijke vereeniging van zulke vergrootglazen legt ons de meest verhevene wonderen in de schepping bloot, wonderen, waarbij de geest in verrukking geraakt en wordt opgevoerd tot dat Wezen, dat ondenkbaar groot blijft ook in het voor ons onbegrijpelijk kleine. Zal het noodig zijn in dat opzigt te wijzen op het belangrijke stuk van den hoogleeraar harting, waarmede hij dezen jaargang van dit Album geopend heeft? Die vergrootglazen zijn het, welke ook over de eigenschappen der aethergolven zelven een groot licht hebben verspreid, die de werking van het gezigtszintuig hebben opgehelderd, en een krachtig middel zullen blijven uitmaken om, zoowel van nabij als van verre, tot zelfs in de oneindige hemelruimte, meer en meer den glans der goddelijke magt en wijsheid schitterend te doen opgaan.
Hoeveel overeenkomst er is tusschen de lucht- en aethergolven bewijst de omstandigheid, dat het onlangs een' natuuronderzoeker is gelukt, om door middel eener lens ook de geluidsgolven in één punt door breking zamen te voeren, en elkander te doen versterken. Verbeeld u, dat de horologieglazen, met behoud van den gebogen vorm, vervangen worden door groote, dunne vliezen van collodion, en de ruimte daar tusschen opgevuld met eene luchtsoort,