Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/272

Deze pagina is gevalideerd
 

ZONDERLINGE GROEIPLAATSEN VAN PLANTEN.

 

 

Märklin heeft in zijn werk, getiteld Betrachtungen über die Urformen niederer Organismen, Heidelberg 1823, twee gevallen vermeld van zwammen, binnen in eijeren gevonden. Hij noemde eene schitterend-witte, op spermaceti gelijkende, losse en dooreen gevlochten massa, welke, na het verdroogen van den dooijer, in de plaats van het eiwit gekomen was: Sporotrichum albuminis. In 1850 (zie Botanische Zeitung van Mohl en Schlechtendal 1850, p. 624–625) heeft Schenk in hoendereijeren het eiwit voor een zeer groot gedeelte veranderd gezien in eene bruinachtig-zwarte, geleiachtige stof, zamengesteld uit lange getakte draden, welke aan een of aan beide uiteinden kogelvormig verdikt waren, en op hare oppervlakte bruine, kogelronde zaadkiemen droegen, zoogenaamde sporae, dat zijn onvolkomene zaden, zoo als men die in de minder volkomene planten waarneemt, kiemen als het ware of beginselen van zaden. Hij rekent deze plant onder de zwammen en noemt haar Sporotrichum brunneum.

Waar worden de planten niet al aangetroffen! Naegeli en anderen vonden levende draadvormige conferven (onder de Wieren, Algae, behoorende) binnenin de cellen van andere levende planten; ja zelfs op het menschelijk ligchaam komen plantaardige voorwerpen, onder de zwammen en wieren te rangschikken, voor, welke door de geneeskundigen beschouwd worden als in verband te staan met eenige ziekten, en waarover een afzonderlijk werk bestaat van Ch. Robin: Des végétaux qui croissent sur l'homme et sur les animaux vivans. Paris 1847.

Vóór vele jaren vond ik binnen in een te lang bewaard hoenderei, bij het doorbreken van de schaal, eenen levenden, draadvormigen ingewandsworm, welken ik nog eenen korten tijd levende bewaard heb.—Hoe komt nu zulk een dier, hoe komen de bovengenoemde zwammetjes binnen in een hoenderei?