Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/285

Deze pagina is gevalideerd

— 271 —

nacht van ons verblijf te Oertèn was eene leeuwin door drie kogels zwaar gewond in eene ravijn gestort, waar het in de duisternis geene zaak was haar te volgen. Den anderen morgen werd alles doorzocht zonder iets te vinden, en wij keerden tentwaarts in de hoop dat het dier aan zijne wonden sterven zoude. Eenige dagen daarna vlogen honderde gieren over het kampement, allen dezelfde rigting volgende en achter het gebergte neerstrijkende. "Die hebben onze leeuwin gevonden," zeide gérard, en zoo was het; door hun onbegrijpelijk instinct geleid, kwamen zij uren ver hun middagmaal halen.

Leeuwenvleesch is een afschuwelijk eten; de smaak is hoogst onaangenaam en de reuk walgelijk. De Arabieren gebruiken het echter met genoegen, minder uit lekkernij misschien dan wel uit haat. "De leeuw," zeggen zij, "heeft ons zoolang gegeten, nu eten wij den leeuw." Het prachtige dier, dat in den avond van den 27sten Julij in de vallei der Oued-Berber door ons geveld was, werd den volgenden morgen in het woud ontweid, en de Arabieren die dit werk met wellust verrigtten, kregen hevigen twist over de verdeeling der stukken. De vrouwen van de tenten der Ben-Ouled-Yagoeb, die het meest van hem te lijden hadden gehad, ontvingen het hart, hetwelk in kleine stukken verdeeld, raauw aan de kinderen gegeven werd om hen dapper in den strijd te maken.

Het eigenaardige van het leeuwenkarakter is vadzigheid, hardvochtigheid en onbedwingbare moed; den naam van edelmoedig, die hem gegeven is, verdient hij niet. Hij doodt wel niet uit lust tot moorden, maar om te leven en zich te verdedigen; evenwel gebeurt het, dat des daags een leeuw, geplaagd door dorst of door de vliegen wakker gemaakt, zijne schuilplaats verlaat en half slaperig den reiziger voorbij laat gaan zonder hem te deeren; maar dan is hij gewoonlijk verzadigd of niet regt wakker. Des nachts is de alleen reizende, die dusdanige ontmoetingen heeft, onherroepelijk verloren; en zoodra het duister geworden was verwijderden wij ons nimmer van de tent zonder de buks in den arm te leggen.

Enkele uitzonderingen komen echter somwijlen voor, waarin de leeuw bewijzen gaf van dankbaarheid en gehechtheid. Een jonge welp was, ééne maand oud, in Februarij 1846 door jules gérard