Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/336

Deze pagina is gevalideerd

— 322 —

om met moordlust een volwassen jager te omzweven en sterk genoeg om een geitje uren ver te dragen; eene hem niet eigene zachtmoedigheid zou hem dus alleen van kinderen moeten afhouden. Het is toch bewezen, dat een Gier in Graauw-bunderland een jong schaap opnam, dat 15 pond woog, en later een slagershond, dien hij op eene hooge rots voerde en daar rustig verslond.

Hoezeer gewoonlijk in gevangen staat vreesachtig en lafhartig, is de Gier zulks in geenen deele gedurende de vrijheid. Een Gier namelijk, die eensklaps op een' jongen bok aanviel, gedurende den tijd dat de herder de kudde weidde, werd door dezen met eenen stok aangevallen, doch eensklaps wendde de Gier zich om en sloeg zoo geweldig met zijne vleugels naar zijnen aanvaller, dat deze zijn heil in eene spoedige vlugt zocht, waarna de Gier zijnen prooi weder opzocht en wegvoerde. Zijne levenskracht is zeer taai, zoo zelfs, dat een gevangen Gier die met slagen afgemaakt scheen, zich herstelde en zijnen vijand aanvloog, die niet dan met veel moeite er in slaagde om hem geheel te dooden.

In landen waar de Lammergieren met andere groote roofvogels wonen, worden zij dikwijls door deze laatsten vervolgd. Twee Baardgieren werden alzoo eens door zes Zeearenden en eene menigte kaalkoppige Gieren aangevallen, waarbij een zoo geweldig gevecht ontstond, dat de geheele zwerm op den grond nedertuimelde en door een herder met stokslagen uit elkander gejaagd werd.

In de Zwitsersche Alpen heeft deze Gier geene andere vijanden dan den mensch, den honger en eene soort van luizen, die hem zeer hinderen.

De jongen kunnen met vleesch gemakkelijk worden groot gebragt en worden tam. Oud gevangen zijn zij somtijds zeer ongevoelig en soms zeer wild en onhandelbaar. Het spreekt van zelf dat de gevangenschap op dezen bewoner der ruime natuur een zeer grooten indruk moet maken, en dat men in geene deele uit het karakter van een ziekelijk gevangen dier tot dat van den wilden Gier kan besluiten, wiens kloekmoedigheid en kracht aan al de Alpenbewoners genoeg bekend is.

(Naar het Hoogduitsch).

J.C. d. L.