— 21 —
appelen, kersen, amandelen, pruimen, perziken, granaatappelen en mispels aan.
Sommigen hebben gemeend te Pompeji den ananas afgebeeld te vinden. Daar echter de ananas voor eene Amerikaansche vrucht gehouden wordt, zoo zou dit al. zeer opmerkelijk zijn. Doch het op eenen schotel geplaatste voorwerp, dat men voor eene ananas gehouden heeft, is naar tenore's zonder twijfel zeer gegrond vermoeden, niets dan de top van een jongen dwergpalm, welke ook thans nog op Sicilië gegeten wordt.
Van veel meer beteekenis is het gemis van den chinaasappel, van den oranjeappel, van den citroen en den cedraatappel. Het is volkomen zeker, dat men deze ten tijde van plinius in Italië niet kweekte; hij verhaalt, dat men vergeefsche moeite gedaan had om den "medischen appel" (den cedraatappel) naar Europa te verplanten. Eerst in de derde eeuw begon men dien in Italië te kweeken; de citroenen en oranjeappels kwamen later naar Europa, waarschijnlijk door de Arabieren; het laatst kwam de chinaasappel, die uit China afkomstig is, en door de Portugezen naar Europa werd gebragt.
Wij zien dus, dat sedert den bloeitijd van Pompeji de plantenwereld, in het bijzonder ten opzigte der verbouwd wordende gewassen, aanmerkelijke veranderingen heeft ondergaan, en dat, terwijl de oude inwoners van Pompeji ten aanzien van menigerlei levensgenot, en vooral van kunstgenot, zoo veel boven de hedendaagsche vooruit hadden, zij desniettemin eenige belangrijke gewassen ontbeerden, welke de vooruitgang der geographische kennis en de uitbreiding van het handelsverkeer aan hunne nakomelingen verschaft hebben. De gewigtigste onder de later bijgekomene voortbrengselen zijn rijst, maïs, katoen, zijde en oranjeappels. Italië was derhalve toenmaals nog niet
.... "das Land wo die Citronen blühn,
Im dunklen Laub die Gold-Orangen glühn."