Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/362

Deze pagina is gevalideerd

— 348 —

het nu weldra eens over de plaats, welke deze vogel in eene natuurlijke rangschikking dient in te nemen. Intusschen hield men deze voorwerpen, welke men thans in de meeste verzamelingen aantreft, voor dezelfde soort als die, welke shaw had beschreven: eene dwaling, welke wederom eerst in de jongste tijden en nadat men nog eene andere soort van dit geslacht ontdekt had, uiteengezet werd. Er zijn dus reeds drie soorten van Kiwis bekend, welke de volgende hoofdkenmerken vertoonen.

Het zijn vogels omstreeks van de grootte eener kip. Het achtergedeelte van hun ligchaam is afgerond, zoo als bij de Kasuarissen en de Nandoes, en er zijn geene eigenlijke staartvederen aanwezig. Zij hebben eenen tamelijk langen hals, en een langen, smallen, wulpachtigen bek, van boven met twee voren voorzien, aan wier einde, dus digt bij de punt des bovenbeks, de neusgaten geopend zijn. De pooten zijn kort, maar zeer dik, zij hebben vier dikke teenen, maar de achterteen is buitengewoon kort. De vleugels zijn zeer klein, slechts met eenige haarachtige vedertjes bekleed, en worden in de rust geheel door de lange en smalle vederen van het ligchaam bedekt.

De grootste en eerst bekende soort, Apteryx australis, is bruinachtig van kleur, maar zij heeft witachtige nagels. Behalve het voorwerp door shaw beschreven, bestaan er in de verzamelingen slechts nog een zeer klein getal andere, die eerst in de laatste jaren naar Europa overgebragt werden.

De tweede soort, waarvan tegenwoordig in bijkans alle verzamelingen opgezette voorwerpen te vinden zijn, is die, welke men tot 1850 met Apteryx australis, welken naam zij meestal nog draagt, heeft verwisseld. Zij wordt nu Apteryx Mantellii genoemd, is zeer verwant met de voorgaande, maar een weinig kleiner, minder krachtig en heeft donkergekleurde nagels. Zij wordt op het noorder-eiland aangetroffen en aldaar Kiwi genoemd, terwijl, zoo als men meent, Apteryx australis in het zuider-eiland te huis behoort.

De Kiwi houdt zich voornamelijk op aan plaatsen, welke met varens, eene op Nieuw-Zeeland ver verbreide planten-familie, begroeid zijn. Hij kan zich, wanneer hij vervolgd wordt, gemakkelijk daarin