BEZWAREN BIJ GEOLOGISCHE NASPORINGEN
IN DE HEETE GEWESTEN.
Hoe moeijelijk het voor den natuuronderzoeker is, mineralen of aardsoorten in de keerkringsgewesten te verzamelen, blijkt onder anderen uit de volgende mededeeling van richard schomburgk.
Na het terugkeeren van een zijner togten in het binnenland van Guyana en bij het uitpakken van zijne daarbij gevondene natuurhistorische schatten, miste hij de door hem verzamelde geologische voorwerpen, en toen hij de Indianen, die ze hadden gedragen, daar naar vroeg, kreeg hij eenvoudig ten antwoord: "Ach! die hebben wij verloren!" Zijn broeder robert had hem reeds vroeger opmerkzaam gemaakt, dat de Indianen niet dan hoogst bezwaarlijk te bewegen waren tot het dragen van steenen, zoodat zij, zoo ras zij hunne kans schoon zagen, die in het geheim wisten weg te werpen. Men kan in deze warme landen de Indianen belasten en beladen met vruchten van allerlei soort, en zal daarbij nimmer eene klagt of eenig teeken van mismoedigheid van hen vernemen; rustig gaan zij voort hunnen last te dragen over bergen en door dalen; maar om hun "steenen" te doen torschen, dat is, naar hunne meening, slechts een uitvloeisel van plagerij of onwil. Schomburgk was daarom later, wanneer hij zijne geologische verzameling wilde uitbreiden, meestal genoodzaakt, zelf zijne gesteenten meê te voeren. Het gebeurde intusschen dan altijd, dat, wanneer hij met planten of dieren beladen, in de gehuchten waar hij zich ophield, terug keerde, hij steeds door de vrouwen en kinderen met een medelijdend glimlagchen ontvangen werd, terwijl dit tot verbazing oversloeg, wanneer zij zagen, dat hij ook "steenen" uit zijn zakken haalde. Zulk een vreemd schouwspel, zoo een zonderling mensch was en bleef een raadsel in hare oogen. (Reisen in Brittisch Guiana, 1 Th., S. 433)