— 12 —
kunnen daarvan echter welligt nog veel smallere aanwezig zijn, doch die aan de waarneming, althans aan de meting, ontsnappen; want een voorwerp op de maan van 1500 voet lengte wordt door ons gezien onder een' hoek van slechts 0"26'. De diepte laat zich natuurlijk niet bepalen, maar van sommige is het zeker, dat zij minstens 1000 voet bedraagt. Beer en mädler hebben 92 zoodanige spleten gemeten en beschreven. Dewijl men ééne en dezelfde groeve soms de wanden van verscheidene ver van elkander verwijderde kleine kraters ziet doorboren, moet men deze vormen tot de laatst ontstane rekenen. Welligt laten zij zich, ten aanzien van gedaante en oorsprong, het best vergelijken met de scheuren, welke door aardbevingen in de aardkorst worden te weeg gebragt, ofschoon deze, althans in het tegenwoordige tijdperk, noch zoo breed, noch ook zoo regelmatig regtlijnig zijn.
Moeijelijker laat zich het wezen en het ontstaan der lichtstrepen verklaren. Zeven der grootste ringgebergten zijn door straalsgewijze rondom dezelve naar alle rigtingen zich verspreidende lichtstrepen omgeven, die zich soms over eene lengte van 100 tot 120 geogr. mijlen laten vervolgen, dwars over al de overige formatiën, vlakten, bergketens, afzonderlijke bergen, kraters en groeven voortschrijdende, zonder daardoor eenigzins gewijzigd te worden, om eindelijk op onmerkbare wijze te eindigen, hetzij in eene vlakte, hetzij in een gebergte. Hare breedte bedraagt soms 4 geogr. mijlen. Bij volle maan, wanneer door de afwezigheid der schaduwen de overige oneffenheden, met uitzondering van enkele zeer glinsterende kraters, schier niet te onderscheiden zijn, overschijnen deze lichtstrepen al de overige terrein-vormen. Het zijn noch hoogten, noch lavastroomen, want men ziet ze tegen en over hooge bergen doorloopen. De waarschijnlijkste gissing schijnt tot dus ver deze te wezen, dat ter plaatse dezer lichtstrepen de oppervlakte, door de werking van het ondermaansche, niet tot uitbarsting gekomen vuur, voor eene sterkere lichtspiegeling vatbaar geworden is. Zij zouden dan als het ware de laatste voor ons waarneembare getuigen wezen van deszelfs geduchte uitwerking op de korst onzes wachters.