— 29 —
de beweging van het kwik in den barometer, naarmate dus de verandering in de luchtdrukking aanzienlijker is. De wijzer toont alzoo op de daartoe behoorlijk met eene verdeeling voorziene plaat den stand des barometers aan, en eene kleine verandering in dezen wordt door den wijzer voor het oog zeer zigtbaar gemaakt.
Onder de barometerplaat bij H is in eene daartoe gemaakte opening een waterpasje geplaatst. Dit dient om het geheele toestel loodregt te kunnen hangen. Boven de barometerplaat bevindt zich gewoonlijk de thermometer en daarboven bij E nog een ander instrumentje, de zoogenaamde hygrometer of vochtmeter. Deze bestaat uit een zeer ligt wijzertje van stroo, dat vastgemaakt is aan een klein stukje darmsnaar of aan een reepje van eenige andere stof, die de eigenschap bezit om bij vermeerdering der vochtigheid in de lucht zich een weinig ineen te draaijen en in het tegenovergestelde geval eene tegenovergestelde beweging te maken, waarbij het den daaraan bevestigden wijzer meêvoert. Bij N ziet men op de plaat des barometers nog eenen wijzer. Deze is niet met den barometer in verbinding, maar kan door middel van eenen knop, bij Z onder de plaat geplaatst, naar willekeur bewogen worden. Hij dient om, met dien des barometers gelijk gezet en zoo tot eene volgende waarneming staan blijvend, gemakkelijk de verandering, die er in dien tusschentijd in den stand van dezen laatsten heeft plaats gehad, te doen herkennen.
Ik maak hier, om niet van te groote onvolledigheid beschuldigd te kunnen worden, ook nog melding van den in de laatste jaren in gebruik gekomen, door den Franschman vidi uitgevonden, aneroïde barometer. De proef op bl. 24 met de blaas op eenen ring gespannen, kan ons van de zamenstelling van zulk een barometer een denkbeeld geven. Stellen wij namelijk dat die blaas door eene dunne plaat van koper vervangen ware, dat de ring ook van eenen bodem voorzien en dus tot eene doos ware geworden, luchtledig gepompt en goed gesloten. Dan zou die dunne koperplaat, wel niet zoo sterk als de blaas, maar toch ook hol gedrukt worden, en wel des te meer hol, naar mate de lucht daarop van buiten sterker drukt. Het midden van die plaat zou dus bij elke verandering in de luchtdrukking een weinig, zeer weinig maar toch zeker, op- en nedergaan.