Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/44

Deze pagina is gevalideerd

— 30 —

Nu behoeft men zich slechts voor te stellen, dat deze beweging op eene, met de inrigting van den eerst beschrevenen wijzerbarometer eenigzins overeenkomstige wijze, wordt overgebragt op eenen wijzer en daardoor zeer vergroot, om een vrij juist, al is het dan niet volkomen volledig, denkbeeld te bezitten van de inrigting des aneroïde barometers.

Als wij nu een wederglas, van eene der bovenbeschrevene inrigtingen, bezitten, wat kunnen wij dan daarop zien? Uit het boven daaromtrent gezegde volgt, dunkt mij, ten duidelijkste:

1°. Dat de gewone barometer—zoowel als de controleur en de wijzerbarometer—ons aantoont de veranderingen in de drukking van den dampkring, en ons voor die drukking ongeveer eene maat aan de hand geeft. Ik zeg ongeveer, want om de juiste maat der luchtdrukking te geven, om dus tot wetenschappelijke, naauwkeurige waarnemingen geschikt te zijn, moet een barometer nog eenigzins anders ingerigt wezen. Voor het gewone gebruik is echter een als de bovenbeschrevene zeker naauwkeurig genoeg.

2°. Dat de thermometer ons den warmtegraad van de lucht, waarin hij zich bevindt, aanwijst, en

3°. Dat de hygrometer, zoo deze aan ons wederglas is aangebragt, ons de meerdere of mindere vochtigheid der lucht doet kennen, zonder dat evenwel de aanwijzingen van dit toestelletje op groote naauwkeurigheid en onderlinge vergelijkbaarheid aanspraak kunnen maken.

Alle deze aanwijzingen betreffen alleen het oogenblik der waarneming; dat wil zeggen: de barometer toont ons alleen, hoe sterk de lucht drukt, de thermometer hoe warm, en de hygrometer hoe vochtig de lucht is, op het oogenblik dat wij den stand dier werktuigen opmerken. Bovendien is er onder deze drie slechts een, die van den thermometer, welke regtstreeks op het weder betrekking heeft. Want het kan goed of slecht weder zijn bij eenen hoogen en ook bij eenen lagen barometer, en evenzoo bij eenen vochtigen, zoowel als bij eenen zeer droogen dampkring. Al hadden wij dus een werktuig noodig, dat ons den tegenwoordigen toestand des weders aanwees,—zoo als de thermometer dit doet voor de warmte,—de barometer noch de hygrometer zouden ons daartoe kunnen dienen.